top
Archief: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag
[ Home ] [ Dagbladen ] [ Vacatures ] [ Weersberichten ]

het is vandaag woensdag 24 april 2024 13:39:29

Nieuwsarchief van afgelopen zaterdag 14 oktober 2023 15:55:36

klik hier voor het nieuws van woensdag

Weersverwachtingen voor Columbus

aan deze site wordt momenteel nog gewerkt!

Chinese (Simplified)DanishDutchEnglishFrenchGermanIndonesianItalianPortugueseSpanish
Nieuwsbronnen (289)

Alternatief (28)
Achterdesamenleving.nl
Blikopnosjournaal.blogspot
Bou.blog
bovendien.com
Dagelijkse Standaard
de nieuwe realist- joost niemoller
de stille waarheid.nl
drudgereport.com
e.j.bron vertalingen
Earth Matters
Eunmask.wordpress.com
fok.nl
forbiddenknowledgetv
Gatestoneinstitute.org
Geenstijl.nl
het kan wel.net
hoezithetnuecht.nl
Lowtechmagazine
Naturalnews.com
Newstarget.com worldnews
pieterstuurman.blogspot
Sargasso.nl
Veterans Today
vice.com
Wanttoknow.nl
Wearechange.nl
welingelichtekringen.nl
worldunity.me

Dagbladen (28)
360mag.nl
algemeen dagblad
BNdestem.nl
Der Spiegel
De Morgen
De Standaard
Elsevier Weekblad.nl
Groene Amsterdammer
HLN
hp de tijd
knack.be
leeuwarder courant
Leeuwarder Courant Cultuur
Leeuwarder Courant Friesland
Metronieuws
nieuws.nl
Nieuwsblad.be Binnenland
NRC Economie
NRC.nl
NRC Cultuur
Ongehoord Nederland
parool
Parool Media
Trouw.nl
Volkskrant Cultuur
Volkskrant Nieuws
volkskrant opinie
Vrij Nederland

Economie (18)
Bank.blog.nl
Beurs.nl
Boerenbusiness.nl
dnb.nl nederlandse bank nieuws
Financial Times Global Economy
Financial Times Europe
Financieel Dagblad
followthemoney.nl
Fondsnieuws.nl
gata.org
Leeuwarder Courant Economie
Nieuwsblad.be Economie
nos economie
Nu.nl Beurs
Nu nl Economie
Toprankblog.com
Yahoo Finance
Zerohedge.com

Energie en Klimaat (12)
alternative-energy-news.info
climatedepot.com
Duurzaambedrijfsleven.nl
Duurzaamnieuws.nl
Eneco Newsroom
essent nieuws
Fluxenergie.nl
Klimaatgek.nl
Nulpuntenergie.net
Sciencedaily Renewable Energy
Staatvanhet-klimaat.nl
Wattsupwiththat.com

Entertainment (9)
2Leep
damncoolpics
foksuk
Loesje
Optical Illusians
Reddit.com
The Oatmeal
themost10.com
wonderlist.com

Europa (6)
Daily Express
Daily Mail
die zeit
Frankfurter Allgemeine
Independent.co.uk World
The Guardian

Evenementen (10)
Eventplanner.nl
Festileaks.com
Festivalinfo - Agenda
Frieslandhollandnieuws.nl
friesnieuws.nl
Fries Museum Fotos Flickr
Nu.nl Friesland en Groningen
Partyflock Groningen
Partyflock Leeuwarden
Theater Sneek

Horoscoop (1)
jouw horoscoop

ICT (10)
businessinsider.com tech
computable.nl
computeridee
Emerce
Pcmweb.nl
security.nl
Slashdot
tweakers.net
Virus Alert.nl
ZDnet Benelux

Internet (17)
Alarmeringen Drenthe
Alarmeringen Friesland
alarmeringen groningen
Alarmeringen Politie NL
Finsteropfryslan.frl
Google News Nederland
Google News NL
joop.nl nieuws en opinie
Nieuwsdump.nl
nu nl algemeen
Nu nl Binnenland
Nu nl Buitenland
nu nl cultuur
Nu nl Opmerkelijk
opiniez.com
Skynet.be Nieuws Belgie
suksawat.nl

LF2018 (14)
Blokhuispoort.nl - Blog
Friesland2018 op Flickr
Google News Leeuwarden 2018
Google News LF2018
Google News Reuzen Royal de Luxe
Leeuwarden2018 op Flickr
LF2018 op Flickr
Queryfeed q=from:LF2018
Queryfeed q=LF2018
Queryfeed q=LWD2018
Queryfeed q=Merk Fryslan
queryfeed uitinfriesland
Twitrss.me Leeuwarden
Twitrss.me LF2018

Maatschappij (2)
activistpost.com
Transitiontowns.nl

Muziek (1)
Festivalinfo Nieuws

Overheid (5)
Binnenlandsbestuur.nl
politie.nl fryslan gezocht
Politie.nl Landelijk
Provincie Fryslan
RIVM Nieuwsberichten

Politiek (4)
Businessinsider.nl - Politiek
Europa.eu Press releases
Europa.eu Research and Innovation
NOS Politiek

Sport (7)
ad sportwereld
Eredivisielive.nl
Leeuwarder Courant Sport
Maxverstappen.net
Nieuwsblad.be Snelnieuws
NOS Sport
Sportinnederland.com

Tech (3)
Businessinsider.nl - Tech
Fablab.nl
Sciencemag.org - Tech

Trends (3)
Frankwatching.com
SmallBusinessTrends
Trendwatching.com

TV (15)
BNR Radio
dailymail tv showbizz
films op tv
Filmvandaag - Bioscoopoverzicht
Filmvandaag - Vandaag op TV
Geenstijl TV
GPTV Friesland
humo
Mediacourant
nos algemeen
NOS Headlines
Omrop Fryslan
RTL Nieuws NL
Topdocumentaryfilms
Zappen.blog

Valletta2018 (8)
Google News Malta2018
Google News Valletta2018
Malta Independent.com.mt
Malta2018 op Flickr
Queryfeed q=Malta2018
Queryfeed q=Valetta2018
Twitrss.me MaltaToday
valletta2018 op Flickr

Weersberichten (4)
Buienradar
knmi nieuws
knmi waarschuwingen
KNMI weer

Wetenschap (25)
Algemeen Dagblad Wetenschap
Astroblogs.nl
Big Think.com
Dailymail Science
Discovermagazine.com - Technology
Google News Wetenschap
kennisland
Knack.be Wetenschap
livescience.com
Mother Nature Network
Newscientist.com
Newswise.com Latest
Newswise.com Science
NOS Tech
Nporadio1.nl Wetenschap
NuTech.nl
nu nl wetenschap
Openculture.com
Quest.nl
ScienceAlert - Latest
Sciencedaily.com
Scientas.nl
Universiteit van Nederland
Visionair
Volkskrant Wetenschap

World (23)
AllAfrica
Al Jazeera
BBC World
CBS News
Chinapost.nownews.com - Taiwan
cnn topstories
CNN World
Free Domain Radio
James Corbett Articles
Jim Rogers
John Pilger
Liveleak VideoNews
Michael Moore
NOS Buitenland
Peter Schiff
Population
Reuters
Russia Today
The Corbett Report
Washington Post World
Webster Tarpley
Yahoo News
yahoo topstories

Zakelijk (5)
Businessinsider.nl - Finance
Businessinsider.nl - Ondernemen
Marketupdate.nl
Newswise.com Business
The Postonline Biz

Zorg (31)
Ahealthylife.nl
Artsenapotheker.nl Kanaal 2
Dailymail Heath
Europa.eu Health
Fryzo aanmeldingen
Gezondheidenco.nl
GGZ Nieuws.nl
Goedgezond.info
Google News Corona
Google News Gezondheid
Google News Kanker
Healthbytes.me
Healthwatch.nu Gezondheidswaakhond
Healthyfoodteam.com
inkazo.nl
IOCOB-complementaire en alternatieve geneeskunde
Kloptdatwel.nl
Knack.be Gezondheid
Nationalezorggids.nl
Newswise.com MedNews
nu nl gezondheid
Psychcentral.com
Psychcentral.com Blog
Psychologiemagazine.nl
Psychologytoday.com
Rechtopgezondheid
Skepsis.nl
Stichtingmediwiet.nl
Weston A. Price
WHO Europe
zorgkrant.nl


10 items in de category Vrij_Nederland in zaterdag     De links 1 t/m 10.
 
Nederland: Vrij Nederland: [ Geolocation ]   (Laatste update: zaterdag 14 oktober 2023 15:55:30)
  • SocialDebt lost beginnende schulden van jongeren af voordat het misgaat

    Dimitri (20) pakt zijn telefoon en laat de omslag van Shoe Dog zien, een autobiografie van de oprichter van het sportmerk Nike. ‘Dat was ook een chaotische jongen met schulden en onzekerheden,’ zegt Dimitri. ‘Maar hij heeft het omgezet naar iets goeds. Door dat te lezen, kreeg ik het gevoel dat ik niet minder ben dan anderen.’


    Dimitri kreeg tijdens zijn opvoeding weinig regels mee, vertelt hij. Toen hij op zijn zeventiende zijn eerste geld begon te verdienen, hield hij aan die vrijheid vast. Alles wat erin kwam, ging er ook weer uit. Op een gegeven moment kwamen daar een creditcard en het gemak van het zogeheten buy now, pay later-systeem bij. De mogelijkheden leken grenzeloos.


    Toen de eerste aanmaningen van schuldeisers op de mat vielen, ervoer Dimitri hun dreigementen als een belediging. Hij nam ze niet serieus en de schulden liepen op. ‘Je moet ineens van alles. Het voelde alsof er over me heen werd gelopen. Op een gegeven moment ging ik om me heen kijken en zag ik dat er iets niet klopte,’ zegt hij. ‘Ik zag dat anderen veel meer structuur hadden in hun leven en besefte dat mijn schulden mijn eigen verantwoordelijkheid zijn.’


    Dimitri zette de knop om en probeerde zijn situatie te veranderen. Maar dat ging een stuk moeilijker dan gedacht. Zo had hij bijvoorbeeld een auto geleased. Daarvoor verdiende hij genoeg, had hij van tevoren uitgerekend. Maar door allerlei extra kosten die volgens Dimitri van tevoren niet gecommuniceerd waren, zat hij uiteindelijk met een schuld van zevenduizend euro. En dat geld had hij niet.


    Het leasebedrijf schakelde een incassobureau in. Dimitri nam contact op om een regeling te treffen. ‘Terwijl ik mijn verhaal deed, onderbrak de vrouw aan de telefoon me. Haar boodschap: je moet gewoon betalen. Ik vond het al oneerlijk hoe de kosten waren opgelopen. Dus ik heb dan persoonlijk zoiets van: moet ik nu drie maanden keihard gaan werken om jou terug te betalen?’


    In eerste instantie eiste het incassobureau dat Dimitri de totale som in één keer betaalde. Toen het muntje eindelijk viel en het bureau besefte dat dat niet ging lukken, stelde het zonder overleg een betalingsregeling voor. Maar ook daar had Dimitri geen geld voor. ‘Ze zijn totaal niet open-minded en luisteren niet naar je,’ zegt hij. ‘Als mensen mij zo behandelen, sluiten mijn hersenen zich af en heb ik geen zin meer om te luisteren.’


    En zo kwam Dimitri bij SocialDebt.


    Schulden als verdienmodel

    Onder de kabinetten Rutte steeg het aantal jongeren van onder de 25 jaar met een studieschuld van zo’n 325.000 in 2011 naar ongeveer 650.000 in 2022, becijferde het CBS. Kredietregistratiebureau. Stichting BKR doet onderzoek naar schulden om ‘zoveel mogelijk Nederlanders’ aan ‘een gezond financieel huishouden’ te helpen. De stichting becijferde dat 24.000 jongeren van tussen de 18 en 25 jaar eind 2022 één of meerdere betalingsproblemen hadden. Een verdubbeling ten opzichte van 2018.


    De schuldenproblematiek onder jongeren staat niet op zichzelf. Volgens het CBS kunnen ruim zeshonderdduizend Nederlandse huishoudens hun schulden niet aflossen. Dat aantal groeide hard na de financiële crisis van 2008 en is sinds 2015 min of meer stabiel. In een rapport uit april 2022 spreekt de Raad voor de Volksgezondheid van een officieel volksgezondheidsprobleem. Mensen die hun schulden niet kunnen aflossen ‘ervaren meer en vaker lichamelijke klachten en overlijden eerder dan mensen zonder schulden,’ stelt de Raad.


    Met enige regelmaat verschijnt er een verhaal over een incassobureau dat verjaarde facturen int, intimiderende brieven schrijft of schuldenaren uitbuit door té hoge kosten in rekening te brengen.


    Er zijn talloze oorzaken te benoemen, die per leeftijdsgroep ook weer flink verschillen. Jongeren hebben onder andere veel last van de invoering van het sociale leenstelsel. En onlangs bleek uit onderzoek van NRC dat overheidsbeleid de afgelopen jaren meer ruimte heeft gelaten voor reclames voor internetgokken, en dat vooral kwetsbare groepen zoals jongvolwassenen daar het slachtoffer van werden. Ook cryptocurrencies en zogenaamde buy now pay later-constructies gedijen goed bij het impulsieve karakter van jongeren. Bovendien hebben jongeren vaker te maken met meerdere schuldeisers tegelijk. Dat betekent een veelvoud aan incassokosten en -brieven, met oplopende stress tot gevolg.


    Incassobureaus proberen ondertussen ook een graantje mee te pikken. Met enige regelmaat verschijnt er een verhaal over een incassobureau dat verjaarde facturen int, intimiderende brieven schrijft of schuldenaren uitbuit door té hoge kosten in rekening te brengen. Voor dit artikel bestudeerde Vrij Nederland ruim tweehonderd Kamerstukken die sinds 2007 over de incassoproblematiek verschenen. Daaruit bleek dat er sindsdien ten minste 19 moties, 27 Kamervragen, 37 brieven van de regering en 41 onderzoeken verschenen die de incassoproblematiek behandelden. Maar het mocht niet baten. De Raad voor de Volksgezondheid is dan ook duidelijk in haar rapport uit april 2022: ‘Beperk de mogelijkheid om schulden te gebruiken als verdienmodel.’


    Niet problematisch genoeg

    ‘Veertig procent van de mensen met problematische schulden hebben die geërfd van hun ouders,’ zegt Jamal Oulel, oprichter van SocialDebt. ‘Bij mij was dat niet het geval. Ik groeide op in een modaal gezin en kwam nooit wat tekort totdat ik in 2015 ziek werd en mezelf begon te verwaarlozen. Ik opende mijn brieven niet meer. En dan lopen de kosten op.’


    Oulel ontwikkelde een schuld van 2500 euro. Dat is niet veel, maar dat bleek juist het obstakel. Van gemeentes en schuldhulpverleners hoorde hij dat zijn schuld niet problematisch genoeg was om in aanmerking te komen voor hulp. Zo raakte hij steeds gefrustreerder. ‘Je klopt aan met een klein zaadje en dan zeggen ze: kom maar terug als het uitgegroeid is tot een enorm bos. Dat vond ik heel gek.’


    Uiteindelijk vond hij zijn weg uit de schulden.


    Oulel besloot het heft in eigen handen te nemen en richtte samen met sociaal ondernemer Patricio de Boom de stichting SocialDebt op. Daarmee lost hij door middel van een machtiging beginnende schulden van jongeren af, waarna een jongere nog maar met één schuldeiser te maken heeft, namelijk SocialDebt. Het bedrijf rekent geen kosten aan de jongere, die zelf mag bepalen hoeveel en wanneer hij afbetaalt. Met Kerst kan hij er dus voor kiezen om even niks af te dragen, om vervolgens in mei, wanneer het vakantiegeld komt, extra af te dragen. Zo houdt hij zeggenschap over zijn schuld, legt Oulel uit. Het financiële gedeelte gaat allemaal via een app die SocialDebt zelf heeft ontwikkeld. Daarnaast heeft een jongere tweewekelijks een online meeting met een begeleider om te bepalen of verdere hulp nodig is, bijvoorbeeld bij het zoeken van een baan.


    SocialDebt is in 2022 met een pilot van tien jongeren begonnen. Inmiddels zijn er bijna honderd jongeren vanuit heel Nederland bij aangesloten. Het doel is om in 2024 vijfhonderd jongeren te helpen.


    Een stukje vermogen

    Willem Los werkt al sinds de jaren tachtig in de incassosector en is sinds kort kwartiermaker Financiële Gezondheid en Schuldenproblematiek bij verzekeraar Nationale-Nederlanden. Daarnaast is hij medebestuurder van SocialDebt. ‘De meerwaarde van SocialDebt is dat wij beginnende schulden oppakken waar veel andere instanties pas in actie komen als die geëscaleerd zijn. Bovendien reageren wij snel. Binnen twee weken kan een jongere via ons rust creëren in zijn schuldsituatie. Bij de gemeente duurt zo’n traject al gauw maanden,’ zegt Los.


    Uiteindelijk is de droom van oprichter Oulel om een ‘ecosysteem’ te creëren waarbij jongeren op een bepaalde manier aandeelhouder worden in SocialDebt wanneer ze schuldenvrij zijn. Zodat ze ook een stukje vermogen opbouwen. Maar dat is voorlopig toekomstmuziek. ‘We zien dat onze aanpak werkt en nu willen we het voor zoveel mogelijk jongeren beschikbaar maken,’ zegt Oulel. ‘Daarbij lopen we alleen tegen de financiën aan.’


    SocialDebt heeft tot nu toe drie ton opgehaald aan gemeentelijke subsidies en filantropische donaties. Oulel zegt dat 75 procent daarvan gebruikt wordt voor het aflossen van schulden. De rest gaat op dit moment in de overhead en dan vooral in het ontwikkelen van de app. Voorlopig kunnen ze op die voet verder.


    ‘Wanneer een jongere in de schuldsanering belandt, zien schuldeisers vaak maar vijf procent van het oorspronkelijke bedrag terug.’


    Maar het doel is om zelfvoorzienend te worden. Er zijn verschillende opties, waaronder een vergoeding vragen aan werkgevers wanneer SocialDebt een jongere voor hen werft. Maar de voornaamste optie is vooralsnog om te verdienen aan de onderhandelingen met schuldeisers. Dat werkt als volgt: stel, een jongere heeft een schuld van honderd euro. SocialDebt stapt met die schuld naar de schuldeiser en stelt voor om meteen tachtig euro af te lossen. Als de schuldeiser akkoord gaat met tachtig euro heeft SocialDebt een marge van twintig euro gecreëerd, omdat de jongere hen op termijn honderd euro afbetaalt.


    Voor schuldeisers is dit interessant omdat SocialDebt ervoor zorgt dat een schuld direct wordt afbetaald. Bovendien is de kans groot dat schuldeisers op deze manier meer terugzien van het oorspronkelijke bedrag, stelt Oulel. ‘Wanneer een jongere in de schuldsanering belandt, zien schuldeisers vaak maar vijf procent van het oorspronkelijke bedrag terug.’


    Dit model lijkt sterk op het verdienmodel van het Amerikaanse bedrijf National Debt Relief, dat volgens de eigen website zeshonderdduizend mensen uit de schulden hielp sinds de oprichting in 2009. National Debt Relief voert onderhandelingen met schuldeisers om zo het verschuldigde bedrag van schuldenaren omlaag te brengen. Alleen wanneer dat lukt, brengt National Debt Relief kosten in rekening bij de schuldenaar, waardoor die altijd minder kwijt is dan het oorspronkelijke schuldbedrag.


    Op Google Reviews krijgt het bedrijf een rating van 4,5 sterren met bijna zesduizend reviews. Flink meer dan grote incassobureaus in Nederland zoals Syncasso en Flanderijn, die respectievelijk één en twee sterren hebben.


    Langzame groei

    Vrij Nederland legde dit verdienmodel voor aan André Moerman, die namens de Landelijke Organisatie Sociaal Raadslieden de afgelopen twintig jaar meerdere onderzoeksrapporten over de incassosector schreef en zo meerdere Kamervragen en -debatten inspireerde. Hij kent SocialDebt niet, maar wel hun partnerorganisatie, Stichting ONSbank. ‘Wat ik bij ONSbank mooi vind, is dat het niet alleen gaat over het betalen van schulden, maar ook over hoe je weer betekenis kunt creëren voor jongeren. Dat vind ik een creatieve manier van naar problemen kijken en kan een jongere stimuleren om de financiële huishouding te verbeteren.’


    Moerman ziet hij wel bepaalde risico’s. ‘Wat doe je bijvoorbeeld als het niet lukt de schulden te innen bij jongeren en je moeite hebt om de salarissen van je medewerkers uit te betalen? In het model zit een motief verweven om tóch achter de jongeren aan te gaan. Dat maakt het wel kwetsbaar.’


    Bij SocialDebt maken ze zich daar minder zorgen om. Oulel legt uit dat SocialDebt bestaat om jongeren uit de schulden te helpen zonder dat ze daar extra voor moeten betalen. Die intentie is wat hem betreft niet onderhandelbaar. Zo hebben ze al meerdere grote investeerders afgehouden omdat ze bang zijn dat de zeggenschap over het bedrijf in verkeerde handen belandt. ‘We kiezen voor een langzame groei. Dat is op de korte termijn extreem frustrerend, want met meer geld kunnen we meer jongeren helpen. Maar op de lange termijn kunnen we zo onze waarden beschermen.’


    Bij SocialDebt zijn ze ervan overtuigd dat ze hun organisatie zo in kunnen richten dat de meeste jongeren wél gaan terugbetalen. ‘We hebben nu een jaar lang ervaringen opgedaan met bijna tachtig jongeren. Daaruit leerden we dat jongeren die een schuld lager dan 2500 euro hebben trouw aflossen en blijven reageren op appjes en mails. Jongeren met grotere schulden verzaken sneller. Maar daar gaan we ons met SocialDebt ook niet op richten,’ legt bestuurder Willem Los uit.


    Hoe breng je van tevoren op betrouwbare wijze in kaart hoe groot de schuld is van een jongere? ‘Daar zijn manieren voor, maar je krijgt nooit een totaalplaatje,’ zegt Los. ‘Dat probleem ondervangen we door niet in één keer de totale schuld van een jongere over te nemen. We beginnen met een klein beetje, kijken hoe daarop wordt gereageerd. Dan heb je al snel door of je met iemand te maken hebt die je kan vertrouwen, of met een potentiële afvaller.’


    Giftigheid

    Silke Zwijsen stuurt een team van ruim vijfentwintig medewerkers aan bij een groot betalingsbedrijf. In haar vrije tijd werkt ze sinds drie maanden als vrijwilliger voor SocialDebt. Gemiddeld spendeert ze drie uur per week aan de begeleiding van vier jongeren. Het gros van haar uren besteedt ze aan onderhandelingen met schuldeisers. ‘Ze sturen je echt van het kastje naar de muur. Wanneer zij geld nodig hebben, weten ze die jongere zo te vinden. Maar als jij hen nodig hebt, gaat dat een stuk moeizamer.’


    In haar eerste drie maanden bij SocialDebt raakte Zwijsen ‘gefascineerd’ door de ‘giftigheid’ van de incassosector. Vanuit haar expertise als leidinggevende bij het betalingsbedrijf ondersteunt ze Oulel bij het optimaliseren van de bedrijfsvoering. Zwijsen erkent de uitdagingen. Zo vertelt ze over een jongere waarbij ze het schuldenplaatje niet goed in kaart hadden. SocialDebt nam een deel van de schulden over en toen bleek er ergens nog een factuur van drieduizend euro open te staan. ‘Dan wordt het heel lastig om ons terug te betalen.’


    Zwijsen vertelt dat SocialDebt het aflossen kan stimuleren middels kleine beloningen. Wanneer jongeren goed afbetalen, krijgen ze een korting op hun schuld. Ook werkt de app met bepaalde categorieën die het afbetalen moeten stimuleren. Ben je een trouwe aflosser, dan krijg je bijvoorbeeld de titel Champion.


    ‘Volgens mij kunnen we SocialDebt zo inrichten dat het niet-betalen door jongeren niet veel problematischer wordt dan het standaard ondernemersrisico waar ieder bedrijf mee te maken heeft,’ zegt Zwijsen.


    ‘Als je de samenleving wil veranderen moet je niemand wegduwen. Ook de incassobureaus niet. Je weet nooit met wie je in de toekomst wil samenwerken.’


    ‘Het is niet zo dat wij een nieuw verdienmodel creëren voor de incassosector,’ zegt Willem Los. ‘Traditionele incassobureaus verdienen aan de kosten die ze in rekening brengen bij de schuldenaar. Zij hebben helemaal geen interesse in ons model omdat er weinig financiële winst te behalen valt. SocialDebt is in die zin een aanvulling op de bestaande incassobureaus. Maar als we ons concept verder uit kunnen rollen, voorkomen we dat incassobureaus nog langer kosten in rekening kunnen brengen, omdat wij de schulden direct aflossen. Dan halen we het verdienmodel uit de incassosector. In die zin is SocialDebt wél een regelrechte aanval op het idee dat je kan verdienen aan schuldenaren.’


    Oulel ziet dat anders. Ja, hij wil de incassosector veranderen, maar van een ‘aanval’ wil hij niet spreken. ‘In een van mijn eerste pitches had ik nog een afbeelding van een haai in pak zitten, die de traditionele incassobureaus moest vertegenwoordigen,’ vertelt hij lachend. ‘Die hebben we er al snel uitgehaald. Het is een samenleving. Als je die wil veranderen moet je niemand wegduwen. Ook de incassobureaus niet. Je weet nooit met wie je in de toekomst wil samenwerken.’


    Eerst werken, dan spelen

    Dimitri, de jongere waar dit verhaal mee begon, las een artikel over SocialDebt op LinkedIn en nam contact op met Oulel. Hij had inmiddels door dat zijn schulden opliepen vanwege alle kosten die erbij kwamen in het incassotraject. Hij hoopte dat SocialDebt die escalatie kon stoppen door zijn schulden af te lossen. Samen met een medewerker maakte hij een overzicht en had hij een gesprek over wat hij nou precies wil met zijn loopbaan. Naar eigen zeggen vond hij in die gesprekken zijn ‘intrinsieke doel’. Hij combineert nu een baan bij een callcenter met een MBO-opleiding. ‘Wanneer ik geld overhoud, kijk ik in mijn overzicht en los ik de kleinste schulden af. Dan kan ik die wegstrepen.’


    Door zijn nieuwe levensstijl verloor hij wel wat vrienden, maar daar heeft hij geen spijt van, zegt hij. ‘Op een gegeven moment merk je dat het loont. Eerst werken, dan spelen.’


    De echte naam van Dimitri is bekend bij de redactie. Hij is in overleg met SocialDebt anoniem opgevoerd om te voorkomen dat hij later problemen krijgt bij het aanvragen van bijvoorbeeld een hypotheek.


    Het bericht SocialDebt lost beginnende schulden van jongeren af voordat het misgaat verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Sat, 14 Oct 2023 03:00:19 +0000
  • Een klein gebaar kan van grote betekenis zijn

    Terwijl afgelopen weekend steeds gruwelijkere berichten binnenkwamen over de terreuraanval van Hamas in het zuiden van Israël, over opgejaagde en neergeschoten festivalgangers, ouders die voor de ogen van hun kinderen werden doodgeschoten, lichamen die door de straten van Gaza werden gesleurd en bespuugd, vlamde in Nederland een hevige discussie op over de vraag welke vlag er moest worden gehesen op het stadhuis als teken van solidariteit. Nadat burgemeester Ahmed Aboutaleb van Rotterdam had besloten de Israëlische vlag niet te hijsen om polarisatie in zijn stad te voorkomen en in plaats daarvan de Rotterdamse vlag halfstok te hangen, hagelde het kritiek. Dat uitgerekend Aboutaleb, de man die als PvdA-wethouder in Amsterdam al de woede van zijn islamitische achterban had getrotseerd na de moord op Theo van Gogh en die als burgemeester na de aanslag op Charlie Hebdo hard had uitgehaald naar moslims die weigerden afstand van de terreurdaad te nemen – ‘Rot toch op!’ – deze keer door de knieën was gegaan om mogelijke onrust te bezweren, zou een halfhartige daad zijn, sommigen hadden het zelfs over zijn ‘morele failliet’.


    Het werd er niet beter op toen Aboutaleb maandag in de gemeenteraad verklaarde dat het zijn taak als burgemeester zou zijn ‘niets te doen dat de polarisatie versterkt’, terwijl hij in dezelfde verklaring stelde dat demonstraties in de stad moeten kunnen ‘schuren’. Geen wonder dat de Joodse Gemeente in de stad daarop weigerde met de burgemeester in gesprek te gaan: hoe moeilijk kan het zijn om uit te leggen dat het hijsen van de Israëlische vlag een klein gebaar van solidariteit met de slachtoffers in Israël is, en helemaal niet hoeft te betekenen dat je het treurige lot van de Palestijnen miskent?


    Hier en daar werd de discussie over de vlaggen in Nederland afgedaan als parochiaal gedoe: terwijl in Israël en Gaza een grote oorlog op uitbreken staat, zouden wij ons in het veilige, verwende Nederland bezighouden met vrome praatjes en symboolpolitiek. Maar de discussie over de vlaggen raakt wel degelijk aan fundamentele vragen: zijn we als samenleving nog in staat tot werkelijke betrokkenheid met de slachtoffers aan beide zijden van het conflict, of laten we ons leiden door botte simplificaties, zoals ‘De joden hebben het er wel een beetje naar gemaakt’, dixit Johan Derksen? En hebben politici en bestuurders in dit gepolariseerde klimaat nog de moed om de rug recht te houden?


    Daar moest ik aan denken toen Rachel Meijler, net geland uit Israël, op weg naar de studio van Op1 te horen kreeg dat haar neef Laor, een vreedzame jongen van twintig, door Hamas was vermoord nabij het festivalterrein waar hij die hele middag had gedanst. In tranen verscheen ze in de studio, maar bracht toch de moed op haar verhaal te vertellen. Leg dan maar eens uit als burgemeester dat je de Israëlische vlag toch maar niet hebt gehesen om de lieve vrede te bewaren.


    Burgemeester Bert Wijbenga van Vlaardingen, waar meer Palestijnen wonen dan in enige andere gemeente in Nederland, liet deze week zien hoe het ook kan. Eerst ging hij uitvoerig met vertegenwoordigers van de Palestijnse gemeenschap in gesprek, vervolgens liet hij op het torentje van het stadhuis toch de Israëlische vlag hijsen, om die de volgende dag, toen het bommen begon te hagelen op de Gazastrook, te vervangen door de internationale vredesvlag. Aan het balkon van zijn eigen werkkamer wapperen sindsdien de Israëlische en de Palestijnse vlag naast elkaar. Is dat een klein gebaar? Ja, maar van betekenis is het wel.


    Het bericht Een klein gebaar kan van grote betekenis zijn verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Fri, 13 Oct 2023 02:00:25 +0000
  • De fraudewet past naadloos in het patroon van snelle, rommelige en snoeiharde wetgeving

    Een foutje, dacht Dulce Gonçalves-Tavares toen ze in 2009 de brief las. Daarin stond het duizelingwekkende bedrag van 125 duizend euro. De fiscus had zich vast een paar nulletjes vergist, vermoedde ze in eerste instantie, en bedoelde dat ze 125 euro moest terugbetalen. Maar het was geen foutje.


    Vanaf dat moment stortte het leven van de alleenstaande moeder van drie kinderen in. ‘Ik was een vrouw die altijd een glimlach op haar gezicht had en een hardwerkende moeder, totdat die glimlach van mijn gezicht werd afgenomen met een brief van de Belastingdienst.’ Er werd beslag gelegd op haar loon en ze moest rond zien te komen van 250 euro per maand. Daarvan moest ze haar huur, gas, stroom en eten betalen. ‘Er kwamen alleen maar schulden bij.’


    In de brief stond niet waarom ze zoveel geld moest terugbetalen. De reden kreeg ze jarenlang niet te horen. Ze belde naar de Belastingdienst en kreeg steeds weer andere mensen aan de telefoon die haar vooral wilden afwimpelen. ‘Ze waren niet vriendelijk,’ zei ze tijdens de verhoren van de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening. ‘Maar ik neem het niemand kwalijk, zij hadden ook een opdracht.’


    Jaren voelde ze zich schuldig. De gedachte dat ze zelf iets verkeerds had gedaan bleef door haar hoofd spoken. Maar wat dan? Pas in 2018 hoorde ze de reden: de Belastingdienst zag haar al die jaren als fraudeur. Niet omdat zij zelf iets onoorbaars had gedaan, ze werd automatisch gekoppeld aan haar kinderopvanginstelling die fraudeerde. De staatssecretaris kwam bij haar thuis om persoonlijk excuses aan te bieden. Ze dacht aan de schaamte en aan alles wat haar kinderen was afgepakt, aan de jarenlange spanning die haar gezin en zoveel andere gezinnen moesten doorstaan.


    beschuldigende vinger

    Een eerdere parlementaire ondervragingscommissie legde in het rapport Ongekend onrecht (2021) bloot hoe de overheid tienduizenden ouders en kinderen had vermorzeld. Tijdens de nietsontziende jacht op fraudeurs met kinderopvangtoeslagen werden de grondbeginselen van de rechtsstaat geschonden, concludeerde de commissie. Het kabinet-Rutte III trad af na het verschijnen van het snoeiharde rapport.


    De Haagse tekentafel ligt, zo bleek uit de verhoren door de parlementaire enquêtecommissie, mijlenver van de werkelijkheid.


    Nu is er de parlementaire enquêtecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening die onderzoek doet naar ruim dertig jaar fraudebeleid in de sociale zekerheid en analyseert hoe de jacht op fraudeurs zo kon ontsporen. Afgelopen weken werden er meer dan veertig betrokkenen openbaar onder ede verhoord: slachtoffers, bewindspersonen, journalisten, Tweede Kamerleden en ambtenaren. Politici wezen als vanouds met een beschuldigende vinger naar de ander.


    Maar een ander patroon werd ook goed zichtbaar. Waar er in dikke rapporten van Haagse adviseurs graag gesproken wordt over het ‘doenvermogen’ van de burger, ging het al die jaren nauwelijks over het doenvermogen van politici en bestuurders. De Haagse tekentafel ligt, zo bleek uit de verhoren, mijlenver van de werkelijkheid. ‘De wetten werden complexer, er werd bezuinigd op de sociale advocatuur en het contact met gemeenten werd steeds ingewikkelder,’ vertelde Petra Gerritsen in een verhoor. Gerritsen was ruim dertig jaar jurist en later sociaal advocaat. ‘De optelsom is dat burgers in de knel komen.’


    allemaal eigen opvattingen over fraude

    Een wet die veel werd besproken tijdens de verhoren was de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid, oftewel de fraudewet. Het kabinet-Rutte I had in het toenmalige regeerakkoord staan dat fraude in de sociale zekerheid hard moest worden aangepakt. Twee bewindspersonen van de VVD, Paul de Krom en Henk Kamp, gingen ermee aan de slag. Maar wat is fraude eigenlijk? Uit de verhoren kwam naar voren dat bewindspersonen, ambtenaren en rechters daar allemaal eigen opvattingen over hadden.


    Er was geen eenduidige definitie, verklaarde oud-topambtenaar Rob Krug van het ministerie van Sociale Zaken. ‘Moet je álles wat een gevolg is van het overtreden van regels en wat op een of andere manier tot financiële consequenties leidt “fraude” noemen, of moet je iets “fraude” noemen op het moment dat iemand de regels overtreedt met het oogmerk om financieel voordeel te behalen?’


    Krug trof in zijn tijd als ambtenaar een zeer stugge en botte nieuwe minister: Henk Kamp. Die wilde niets weten van de feiten die de topambtenaar hem voorlegde tijdens een overleg, namelijk dat uit jaarrapporten van instanties blijkt dat meer dan 95 procent van de uitkeringsgerechtigden niet fraudeerde. De minister reageerde zo bot, dat collega’s ‘helemaal aangeslagen en met hangende schouders’ vertrokken na het gesprek.


    maatschappelijke fraude

    De Raad van State was destijds kritisch over het fraudewetsvoorstel en adviseerde onder meer om het begrip ‘fraude’ alleen te gebruiken als er ‘bedrog’ wordt bedoeld. Kamp legde dit naast zich neer en schreef in een toelichting naar de Kamer dat fraude ‘geen juridisch, maar een maatschappelijk begrip’ is. De enquêtecommissie vroeg hem wat hij daarmee bedoelde. ‘Maatschappelijk is dat mensen vinden dat als je samenwoont en opgeeft dat je apart woont, je gefraudeerd hebt.’


    Maar hoe pak je dat aan? Staatssecretaris Paul de Krom werkte het begrip ‘maatschappelijke fraude’ verder uit. In de wet staat dat uitkeringsvragers die verwijtbaar niet voldoen aan de inlichtingenplicht het volledige bedrag dat ze kregen moeten terugbetalen, plus een boete. Die bedroeg volgens het wetsvoorstel een maximum van het ontvangen bedrag. Als een gezin achtduizend euro kreeg aan uitkeringen en niet voldeed aan de inlichtingenplicht, dan moest het achtduizend euro terugbetalen, plus nog eens maximaal een boete van achtduizend euro.


    Mensen die WW ontvingen en bij het UWV in het verkeerde systeem opgaven dat ze op vakantie gingen, kregen al een boete.


    ‘Het gaat om mensen die willens en wetens de regels overtreden,’ benadrukte De Krom tijdens de verhoren. ‘Niet om kwetsbare burgers die per ongeluk een foutje maakten. Daar ging die wet niet over. Dat hebben we ook expliciet in alle Kamerdebatten aangegeven.’ Het was aan de uitkeringsinstantie om te kijken hoe hoog de boete moest zijn, benadrukte hij.


    Tegelijk werkte De Krom ook een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) uit, waarin de wettelijke regels werden uitgewerkt. Daarin staat: ‘de bestuurlijke boete wordt vastgesteld op de hoogte van het benadelingsbedrag’. Dat werd ineens het uitgangspunt, in plaats van een maximum, hield de enquêtecommissie hem voor. De Krom, verantwoordelijk voor de AMvB, kon niet uitleggen hoe dat zinnetje daar terecht was gekomen.


    Toch leverde precies dat zinnetje grote problemen op. Uitvoerders gingen ervan uit dat de maximale boete wettelijk opgelegd moest worden, bleek uit het verhoor van bestuursvoorzitter Bruno Bruins van uitkeringsinstantie UWV. De instantie kreeg te maken met een ‘fenomenaal’ grote bezuiniging van 500 miljoen euro en vele kantoren die moesten sluiten. Voortaan moesten mensen via het ‘digitale loket’ uitkeringen aanvragen. En dan was er ook nog eens de nieuwe fraudewet. ‘Die leidde ertoe dat het UWV minder vaak, eigenlijk nauwelijks, de kans gaf om een waarschuwing op te leggen.’ En dus meteen een maximale boete oplegde.


    De Centrale Raad van Beroep, de hoogste bestuursrechter in ambtenarenzaken, oordeelde in november 2014 dat delen van de fraudewet in strijd zijn met het recht en dat de hoge boetes de burger onevenredig hard troffen. Ondertussen hadden tienduizenden mensen al een boete ontvangen. Vaak om nogal kleine redenen. Mensen die WW ontvingen en bij het UWV in het verkeerde systeem opgaven dat ze op vakantie gingen, kregen al een boete. ‘Ik had mensen aan mijn bureau die zo'n boete opgelegd kregen en die soms met tranen in de ogen zeiden: maar ik héb het niet opzettelijk verkeerd gedaan,’ zei UWV-voorzitter Bruins.


    Toch kon hij, naar eigen zeggen, weinig doen. Ook na de uitspraak bleven de tienduizenden uitgevaardigde boetes staan. Veel mensen, vaak met financiële problemen, meldde zich bij het UWV. Ze wilden hun geld terug, vertelde Bruins, want de boete was onterecht. Maar de nieuwe minister Lodewijk Asscher van de PvdA besloot alleen geld terug te geven aan degenen die nog in bezwaar konden gaan. Uit angst voor ‘precedentwerking’, aldus Asscher bij zijn verhoor. Hij benadrukte dat de wet een VVD-wens was. Terwijl hij als minister diezelfde wet uitvoerde en ook de signalen kreeg dat burgers onevenredig hard werden geraakt.


    gewone mensen

    Het kabinet kon de fouten in de Algemene Maatregel van Bestuur herstellen na de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep. Maar de tienduizenden burgers die onterecht een boete hadden kregen, konden fluiten naar hun geld. Toch werkte het systeem goed, verklaarde Mark Rutte, sinds 2010 premier, aan de enquêtecommissie. Dat de Centrale Raad van Beroep uitspraak deed, is volgens hem ‘bewijs dat de feedbackloop werkt’. Geïrriteerd merkte hij op dat de fraudewet daarom niet te vergelijken was met het toeslagenschandaal. Daar duurde het immers járen voordat de schrijnende verhalen aan het licht kwamen, zei hij, waarbij hij voor het gemak vergat dat tienduizenden mensen onder de fraudewet hun onterechte boete nooit kwijtgescholden kregen.


    Opgejaagd door de publieke opinie en een politiek ‘gevoel’ werden tienduizenden ouders en kinderen vermorzeld door de overheid.


    ‘De mensen die door de fraudewet geraakt zijn, zijn vooral gewone mensen’, zei sociaal advocaat Gerritsen. Die overtraden de regels niet opzettelijk, maar maakten een foutje, snapten niet welke inlichtingen ze nou moesten geven. De enorme vorderingen hebben, benadrukt ze, enorme gevolgen: ‘echtscheidingen, mensen zijn psychisch helemaal ingestort. Dat heeft enorme consequenties gehad. En die consequenties zijn er nog steeds, hè, want u snapt wel dat, als je een vordering krijgt van zeventigduizend euro en daar ook nog een boete overheen komt, die bedragen op dit moment echt nog steeds niet zijn afbetaald. En uiteindelijk wordt die ook nooit afbetaald.’


    Toch werkte het systeem prima, volgens Rutte, die het patroon negeerde van snelle en rommelige wetgeving. Opgejaagd door de publieke opinie en een politiek ‘gevoel’ werden tienduizenden ouders en kinderen vermorzeld door de overheid. Dat heeft niet zoveel te maken met het ‘doenvermogen’ van de burger, maar alles met het ‘doenvermogen’ van het bestuur dat ook niet ingreep toen er signalen binnenkwamen. Op hoger en lager niveau op de departementen en de uitvoeringsinstanties. Of zoals de Nationale Ombudsman Reinier van Zutphen het verwoordde tijdens de verhoren: ‘Er zouden meer mensen in dit land moeten zijn die zeggen: ik verdom het.’


    Het bericht De fraudewet past naadloos in het patroon van snelle, rommelige en snoeiharde wetgeving verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Thu, 12 Oct 2023 03:00:46 +0000
  • Waarom gaat het pas over bestaanszekerheid als de middenklasse geraakt wordt?



    We hebben dit verhaal ook ingesproken.



    Regelmatig krijg ik de vraag of ik niet woedend ben. Ik spreek en schrijf namelijk over wat moeilijke thema’s: armoede, bestaansonzekerheid en hoe de overheid er de laatste jaren niet in geslaagd is om kwetsbare groepen te beschermen. Sterker nog, niet zelden is het diezelfde overheid die kwetsbaar maakt. Want al ben je zelfredzaam tot op het bot, als de overheid achter je aan komt – zoals bij het toeslagenschandaal ­– ben je de klos.


    Het feit dat ik me kan uitspreken en frustraties van me af kan schrijven, kanaliseert gelukkig het een en ander. Al doet de vraag me telkens weer nadenken. Wat we vandaag waarnemen, komt namelijk niet uit de lucht vallen. Woningtekort, geen juffen voor de klas, de zorg die kraakt en piept, ontoereikende inkomens en een bijstandswet die mensen in de knel houdt: het is veelal het gevolg van de beleidskeuzes van gisteren.


    Het decennialang gehanteerde beeld van profiteurs die hun handje ophouden en liever lui dan moe zijn, reduceerde bestaansonzekerheid tot een fenomeen dat zich in de schaduw van een hartstikke gaaf landje afspeelde.


    Dat veel burgers zich al jaren in een hooploze situatie bevinden en op zowat alle domeinen van het bestaan in onzekerheid verkeren, zou niets nieuws onder de zon mogen zijn. Voor velen bleek de mythe echter hardnekkiger dan de realiteit. Het decennialang gehanteerde beeld van profiteurs die hun handje ophouden en liever lui dan moe zijn, reduceerde bestaansonzekerheid tot een fenomeen dat zich in de schaduw van een hartstikke gaaf landje afspeelde. Een randgebeuren.


    Het maakte dat talloze overheidsrapporten van organen als de Nationale ombudsman, de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, het NIBUD en het Sociaal en Cultureel Planbureau niet altijd de opvolging kregen die ze naar mijn mening verdienden. Voor het doorbreken van de ‘eigen schuld dikke bult-moraal’ en het blootleggen van structuren die mensen kwetsbaar maken, is blijkbaar meer nodig dan gedegen onderzoek en vaststaande feiten. Of zoals de Ombudsman een keertje verzuchtte: waar blijft de overheid die rapporten leest?


    Gericht op het individu

    Nu is alles soort van anders. Behulpzaam daarbij is dat middengroepen geconfronteerd worden met zogenaamde crises: de woningcrises, de gezondheidszorgcrisis, de onderwijscrisis en de huidige ‘bestaanszekerheidscrisis’. Want ook de eigen dochter kan geen starterswoning meer vinden, de eigen zorgpremie gaat fors omhoog, de eigen zoon is op vrijdag thuis omdat er geen juf voor de klas staat en die winter is naast guur nu ook voor hen duur. Het gebruik van het woord crisis heeft dan zo zijn voordelen. Ten eerste kunnen we doen alsof het ons allemaal overvalt. Ten tweede wordt er een opportuniteit geschapen om op te schalen. Want een crisis vinden we zo eng.


    Het lijkt erop dat de focus komt te liggen op de bestaanszekeren die we voor bestaansonzekerheid willen behoeden.


    Gevolg zijn dan miljardencompensaties en overhaast in elkaar gestoken plannen om ook de groepen die voorheen niet tot crisisgroepen behoorden – lees: de middengroepen – tegemoet te komen. Ontegensprekelijk van groot belang, begrijp me niet verkeerd. Al lijkt het er zo op dat de focus komt te liggen op de bestaanszekeren die we voor bestaansonzekerheid willen behoeden. De focus op ons dus, niet per se op degenen die al jaren in de schaduw liggen te verkommeren.


    Al is er aan armoedebestrijdingsmiddelen en daaraan gekoppeld geld al langer geen gebrek. Hoewel de rapporten van eerdergenoemde instituties veelal structuren aankaartten die bestaansonzekerheid faciliteren, bleven de interventies hoofdzakelijk gericht op het individu. En dan schieten ze logischerwijs regelmatig hun doel voorbij. Je kan bijvoorbeeld een budgetcoach op pad sturen met een app om mensen geld te leren beheren dat ze niet hebben, de bijstandsklem wordt er niet minder pijnlijk van en de schimmels in de slaapkamer verdwijnen er ook niet door. De schuldenindustrie stond er als lachende derde bij en zag dat het goed was.


    Georganiseerde goede bedoelingen

    Daarnaast floreerde het maatschappelijk middenveld. Georganiseerde goede bedoelingen die pijnlijk genoeg hoognodig zijn. Hun brood is het opvegen van de sociale brokstukken van een zich terugtrekkende overheid, dusdanig dat veel stichtingen uitgroeiden tot de lange arm van het overheidsbeleid. Met een beetje fantasie zou je het de van overheidswege aangestuurde armoede-industrie kunnen noemen. Kan niet anders dan dat zij al jaren hun aantal ‘klanten’ zien aanzwellen en zo vooraan stonden bij het aanschouwen van de schaduw van groeiende bestaansonzekerheid.


    Opvallend genoeg komt de vraag die ik krijg naar mijn woede niet zelden vanuit dat maatschappelijke middenveld. Terwijl je zou denken: als die jarenlang de bestaansonzekerheid voor hun ogen zien toenemen, moet woede ook bij hen haast een onvermijdelijk gevolg zijn. Toch bleef het opmerkelijk stil. Geen vol Malieveld, geen blokkades aan de poorten van overheidsgebouwen en geen mars tegen bestaansonzekerheid.


    Ik wil daarmee niets afdoen aan de goede bedoelingen, het harde werk en de tomeloze inzet waar het maatschappelijke middenveld in grossiert. En uiteraard zijn er stichtingen of andersoortige maatschappelijke initiatieven die het aandurven om in de hand te bijten die hen voedt. Maar als een significante groep van de bevolking zich al jarenlang in de schaduw van bestaansonzekerheid bevindt en zienderogen toeneemt, was dwingende actie vanuit het maatschappelijk middenveld op zijn plaats geweest. Het obligate brandbriefje is dan onvoldoende.


    Oog voor structuren

    In het dit jaar verschenen essay Wie wordt gehoord? Dynamiek in het landschap van macht en tegenmacht, verkent de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) de verhoudingen tussen macht en tegenmacht in Nederland. De NSOB stelt daarin dat de trias politica wordt omringd door enerzijds institutionele en geïnstitutionaliseerde tegenmachten (zoals bijvoorbeeld de Nationale ombudsman). Anderzijds door diverse maatschappelijke tegenmachten zoals bedrijven, stichtingen en (onderzoeks)journalisten.


    Toch, zo concludeert de NSOB, zijn veel belangen niet of onvoldoende vertegenwoordigd. Die van kwetsbare groepen als daklozen en hooplozen voorop. Zij bevinden zich in de schaduw van de Nederlandse macht en tegenmacht, en in evidente bestaansonzekerheid. Terwijl, ‘en dat is de tragiek van deze constatering, het gros van het beleid juist grote negatieve gevolgen voor hooplozen heeft.’


    En zo zijn we op het punt beland dat we het toch weer eens over onszelf, de hoopvollen of bestaanszekeren zo je wilt, moeten hebben.


    Blijkbaar is het nodig dat ook middengroepen in het gedrang komen, en dus hoop zien verdampen, alvorens de tegenmacht op stoom komt.


    Blijkbaar is het nodig dat ook middengroepen in het gedrang komen, en dus hoop zien verdampen, alvorens de tegenmacht op stoom komt. Dat begint bij het benoemen van een crisis en heeft als cynisch gevolg dat we verzanden in een redden-wat-er-te -redden-valt-reflex, zoals te merken is aan het gedraai. We hebben het niet over de verstikkende bestaansonzekerheid die de hooplozen al jaren de zuurstof, adem en stem ontneemt. Nee, bestaanszekerheid is hotter dan hot.


    Dat voorkomen beter is dan genezen, staat als een paal boven water. Dat gold evengoed voor de hooplozen, maar helaas. Voor hen is onze eigen-schuld-dikke-bult-moraal vooral een zure en dure moraal geweest.


    Nu we beter weten en eindelijk oog hebben voor structuren, kunnen we onszelf schuldbewust afvragen waar al die jaren die mars tegen bestaansonzekerheid bleef. En of we niet van georganiseerde goede bedoelingen naar georganiseerde constructieve woede moeten opschuiven. Want ook hooplozen verdienen een tegenmacht. Die zal vrees ik niet vanuit de huidige armoede-industrie komen.



    Tim ’S Jongers is directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau voor de sociaaldemocratie. Hij schreef dit stuk op persoonlijke titel.



    Het bericht Waarom gaat het pas over bestaanszekerheid als de middenklasse geraakt wordt? verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Wed, 11 Oct 2023 03:00:36 +0000
  • Literaire Kroniek: Niña Weijers heeft zich in de werkelijkheid gestort

    Toen Niña Weijers in de maanden september 2020 tot maart 2021 gastschrijver was in Almere hoorde zij op een dag over het zeventienjarige meisje Cassandra van Schaijk dat in 2007 na drie weken vermist te zijn, dood werd gevonden in de Noorderplassen. Ze was het laatst om vier uur ‘s nachts gezien bij de bushalte van discotheek Almere Event Centre. De dader van de eventuele moord is nooit gevonden. De affaire duikt daardoor van tijd tot tijd weer op wanneer er toch weer aanwijzingen lijken te zijn die om nader onderzoek vragen.


    Weijers werd door de affaire geïntrigeerd, het was een mysterie. Ze wist zeker dat ze er geen roman over wilde schrijven, terwijl dat voor haar, na haar romans De consequenties en Kamers antikamers, toch meer voor de hand lag dan een reconstructie of thriller. Ze noemt het niet, maar misschien speelde op de achtergrond van haar beslissing zich in Cassandra te gaan verdiepen haar Abraham Kuyper Lezing ‘Hoe het licht binnenvalt’ uit 2016 een rol. Weijers had het daarin over de toekomst van de roman. Dat we niet langer door konden gaan met Flaubert, Tsjechov, Tolstoj of Thomas Mann als voorbeelden te nemen. Dit ‘parasiteren op de klassieken’ kon niet eeuwig doorgaan. Er moest iets nieuws bedacht worden. Een schrijver is iemand die iets te weten wil komen. Wat hij te zeggen heeft kan op geen andere manier aan het licht komen dan in de vorm van een roman. Die biedt de mogelijkheden om verkennend en onderzoekend te werk te gaan, experimenterend, op zoek naar de randen van de werkelijkheid, stuitend op mysteries en ambiguïteiten.


    alles hangende

    Cassandra is geen roman, zoals je zou verwachten na deze oproep tot een nieuwe aanpak van het genre. Het is een boek waarin Weijers geleidelijk met de hulp van een ervaren politieman steeds verder in de affaire doordringt. De affaire wordt een lens waardoor ze ook heel wat andere heikele onderwerpen te zien krijgt. Ze verzeilt in Cassandra’s familie, milieu, haar school, de bijbaan, haar vriendje, haar vrienden en vriendinnen. En de politie van Almere. Alles wat zich rond de vermissing afspeelde komt boven water in gesprekken, steeds komt er iets nieuws bij, hoe klein ook. Weijers noemt zich ‘de meest omzichtige en minst succesvolle ondervrager uit de geschiedenis’ omdat ze zich ondertussen maar ongemakkelijk blijft voelen.


    Is ze eigenlijk niet een ordinaire, op sensatie beluste reporter die zich onhandig voordoet maar in werkelijkheid in de geest van Truman Capotes In Cold Blood aan het werk is? Ze blijft maar niet weten wat haar positie precies is. Ze hoopt erop dat ze door een ‘zijdelingse blik’ op de details ineens de sleutel zal vinden. De rechtstreekse blik stuit steeds af op dezelfde halve feiten.


    De lezer wordt ook betrokken bij Weijers zorgen: wordt het wel een boek waar ze mee voor de dag kan komen in Almere, of beschrijft het alleen een fiasco?


    Hoe onzeker Weijers zich ook voelt, ondertussen ontstaat wel bij stukjes en beetjes een sociologisch en antropologisch beeld van een bepaald deel van Almere, ‘de stad die zelf een soort adolescent is’. Veel jongeren uit Cassandra’s kring moeten niets van ‘buitenlanders’ hebben en zijn behoorlijk rechts, gaan gekleed in Lonsdale jacks, legerkistjes, hebben kale hoofden en de vaderlandse vlag op hun rug. Is het oppervlakkig racisme van de Lonsdalejongeren, of diepgaand? Cassandra hield van ‘darkcore, hardcore, speedcore en terror’ en noemde zich op de site Partyflock ‘Ontspoorde Terror-Helga’. Maar ze was ‘een lieve meid’ volgens haar vader Ben en haar broer Benny. Zo klopte ze altijd op de slaapkamerdeur van haar vader en stiefmoeder om te laten weten dat ze in de nacht op tijd thuis was gekomen. Omdat Cassandra wel eens met slaande deuren ruzie had met haar echte moeder, verzeilt Weijers op verwante terreinen, zoals bij de roman Schaamte van Annie Ernaux waarin ouders onder de ogen van kinderen slaande ruzie hebben. Ze duikt in allerlei Cassandra’s in toneel en geschiedenis, zoals de klassieke profetes van rampspoeden. Misschien was de echte Cassandra van Schaijk wel een meisje met twee gezichten.


    Wanneer ze te weten komt naar wat voor vaderlandse muziek er geluisterd wordt (vaak smartlappen) brengt dat Weijers uit een soort solidariteit terug naar haar eigen jeugd. Daarin moest elke avond in dat genre gezongen worden over de contrasten schoonheid en dood, het liefst opgehangen aan in lompen geklede bedelmeisjes. Alleen al die lompen brachten haar ‘in vervoering’. Weijers emotionele positie in de omgang met zoveel verschillende mensen wordt nog gecompliceerd door het feit dat ze zwanger is. Tijdens het werken aan het boek wordt haar zoon geboren.


    De lezer wordt ook betrokken bij Weijers zorgen: wordt het wel een boek waar ze mee voor de dag kan komen in Almere, of beschrijft het alleen een fiasco, een boek waarin niets wordt opgelost, alles hangende blijft zoals het al zo lang hangende is?


    .


    een vruchtbaar fiasco

    Hoeveel twijfels Weijers ook heeft, ze gaat toch door met zoeken op allerlei internetsites en met het voeren van gesprekken. De lezer hoopt en verwacht dat ze iets zal vinden dat haar ‘fijnzinniger aanpak’ zal belonen. Zoals in de vele gesprekken met de zwakbegaafde Ariana, naar eigen zeggen een vriendin van Cassandra. Door professioneel wantrouwen en volhardend zoekwerk onthult Weijers uiteindelijk licht euforisch dat Ariana die groots met allerlei details opgetuigde vriendschap gewoon heeft verzonnen.


    Cassandra is een vruchtbaar fiasco, een persoonlijke zoektocht. Ook al lost Weijers niets op, ze heeft heel wat opgestoken, een glimp van andere milieus, andere werelden.


    Zich verdiepen in wat voor soort politiek in Almere wordt bedreven brengt Weijers bij haar schrijverschap en eigen ‘benul’ van politiek. Dat er zoveel PVV-stemmers zijn, nogal wat mensen hebben ‘afgehaakt’, dat velen denken dat de migrant ‘alles inpikt en afpakt’, dat bij gemeenteraadsverkiezingen maar zo’n 40% komt opdagen. In de kleine geschiedenis van haar eigen politieke benul duurde het lang voor ze iets begreep. Niet alleen wist ze lang niets van politiek, ook haar kennis van de wereld was gering. Haar honger naar bepaalde kennis hield in dat er veel buiten viel. Wat haar interesseerde was filosofie, literatuur, kunst en wat kennis over de manier hoe met mannen om te gaan. Dit was allemaal kennis die was losgezongen van concrete, praktische, politieke en maatschappelijke werkelijkheden. Die losgezongenheid was voor de jonge Weijers precies de bedoeling, ze ‘wentelde’ zich in ‘luxe’ en zag de complete autonomie van kunst en denken als een noodzaak.


    Weijers schrijft in het begin van Cassandra dat men wel zal denken dat ze lang getwijfeld heeft of dit wel een verhaal was dat door haar verteld moest worden. Het is tenslotte bepaald geen van de werkelijkheid ‘losgezongen’ verhaal. Maar nee, ze heeft er zelfs geen moment aan getwijfeld of het iets voor haar was. Dit was voor haar. Met Cassandra heeft Weijers zich in de werkelijkheid gestort. Het boek is een vruchtbaar fiasco, een persoonlijke zoektocht. Ook al lost ze niets op, ze heeft heel wat opgestoken, een glimp van andere milieus, andere werelden. En haar ‘innerlijke plek’, haar onafhankelijkheid, blijkt nog te bestaan nadat ze zich zo lang in uiterlijkheden heeft begeven. Het boek toont dat ze niet langer losgezongen is van de werkelijkheid: dit is een affaire die aan alle kanten vastzit aan het concrete, praktische en politieke van jongeren, hun uitgaansleven, muziekstijl, drugsgebruik, emoties, bizarre verlangens, subculturen, smaken, normen, onverschilligheid, grote bek en kleine hartjes. Op de altijd als pijnlijk ervaren vraag ‘Waar gaat je boek over?’ heeft ze nu een stevig antwoord.



    Cassandra door Niña Weijers is uitgegeven door AtlasContact



    Het bericht Literaire Kroniek: Niña Weijers heeft zich in de werkelijkheid gestort verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Tue, 10 Oct 2023 10:57:11 +0000
  • Weg met de auto: ‘We moeten afkicken van onze mobiliteitsverslaving’



    Ook te beluisteren!



    Wat als ieder huishouden in Nederland recht zou hebben op een villa met zeezicht? Inclusief een privéstrand. Er zijn ruim acht miljoen huishoudens en er is 500 kilometer aan kustlijn. Praktisch gezien wordt dat nogal een uitdaging. Waar ga je die villa’s bouwen? Creatief naast en achter elkaar? De ene gebouwd op een al dan niet kunstmatig aangelegde heuvel, om middels hoogteverschillen zeezicht te garanderen? Van dat privéstrand blijft trouwens weinig over als iedereen er recht op heeft: een royale zes centimeter per huishouden.


    Iedereen een villa met zeezicht, natuurlijk is dat krankzinnig. Volgens de bedenker van dit gedachte-experiment, de Oostenrijkse filosoof André Gorz (1923-2007), illustreert het dat je werkelijke luxeproducten niet kunt democratiseren. Dat noemde hij de essentie van luxe in zijn essay The social ideology of the motorcar uit 1973.


    Dat geldt niet alleen voor villa’s aan het strand, maar ook voor auto’s, vond Gorz. Auto’s waren ooit een luxeproduct waarmee een klein groepje mensen zich sneller kon verplaatsen dan de rest. Toen het in de vorige eeuw geleidelijk goedkoper werd om auto’s te produceren, werden ze beschikbaar voor iedereen. Luxe en snelheid werden gedemocratiseerd.


    Maar producten die niet voor het volk zijn ontwikkeld, kun je volgens Gorz niet democratiseren. Een radio of stofzuiger blijft nuttig als iedereen er eentje bezit: die vergemakkelijken het leven, kunnen eenvoudig binnenshuis bewaard worden en zitten niemand anders in de weg. Auto’s daarentegen zijn bedoeld voor ‘het exclusieve genot van een erg rijke minderheid’, schreef Gorz. Hij vond: als iedereen gebruik kan maken van zo’n luxeproduct, dan heeft uiteindelijk niemand er meer profijt van. De democratisering van luxeproducten leidt zelfs tot problemen – in het geval van auto’s wijst Gorz voornamelijk op ruimtelijke bezwaren.


    Ruimtelijk vraagstuk

    Toen de auto in de vorige eeuw geleidelijk breder beschikbaar werd, hadden consumenten daar wel oren naar. Een luxeproduct, ineens betaalbaar, waarmee je je net zo hard als elite kon voortbewegen. In 1927 telde Nederland 41.000 personenauto’s. In 2023 zijn het er bijna negen miljoen en hebben 11,5 miljoen Nederlanders een rijbewijs. Voor die vele automobilisten ligt er inmiddels zo’n 140.000 kilometer verharde weg in Nederland. Daarnaast zijn er volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) zo’n veertien tot achttien miljoen parkeerplaatsen.


    Zo werden auto’s een ruimtelijk vraagstuk, zoals Gorz al dacht. Bouwwerken om auto’s te faciliteren, zoals wegen en parkeerplaatsen, gaan altijd ten koste van wat anders, van groen of huizenbouw bijvoorbeeld. Zeker in oude binnensteden zouden volgens Gorz problemen ontstaan. Hij vond dat steden onleefbaar werden door de aanwezigheid van de auto.


    In het beste geval zorgt inkomend verkeer voor een flessenhals, waarbij maximaal twintig kilometer per uur wordt gereden. In het slechtste geval ontstaat er een totale verkeersopstopping.


    Maar ook buiten de bebouwde kom is autogebruik niet gevolgenvrij. In een auto mag je pas hard rijden buiten de bebouwde kom, zodra er ruimte is. En precies daar zorgen auto’s voor veel stikstof- en fijnstofuitstoot. Slecht voor de fragiele Nederlandse natuur en voor de volksgezondheid, aangezien een overmatige blootstelling aan fijnstof voor chronische longziekten kan zorgen en ‘sterfte of verkorting van de levensduur’. Daarnaast zorgen files niet alleen voor irritatie bij automobilisten, maar ook bij de homo oeconomicus: in 2019 waren files verantwoordelijk voor 1,5 miljard euro aan economische schade.


    Er is de afgelopen twintig jaar zo’n tienduizend kilometer nieuw wegdek aangelegd in Nederland, in de hoop files te bestrijden. Alleen kan er niet tegen autogebruik op worden geasfalteerd. Gorz wist dat vijftig jaar geleden al en Thalia Verkade en Marco te Brömmelstroet noemen het in hun boek Het recht van de snelste de fundamentele filewet: ‘Voor elk procent extra asfalt dat je neerlegt, komt er een extra procent verkeer bij.’


    Meer wegen zorgen er niet voor dat we, zoals VVD-Kamerlid Daniel Koerhuis zei, kunnen rijden, rijden, rijden. Ze zorgen juist voor méér auto’s en verkeersdruk. In auto’s zit bovendien vaak maar één persoon en negentig procent van de tijd staan ze stil. Daarom zijn die miljoenen parkeerplaatsen nodig. Zonde van de ruimte, vond Gorz, maar wel noodzakelijk om de auto te faciliteren.


    De oplossing was simpel volgens hem: dring autogebruik drastisch terug.


    Paradoxale situatie

    Tegen auto’s bestaan niet alleen ruimtelijke bezwaren. Auto’s zorgen voor geluidshinder en zijn milieuvervuilend: in 2021 was de mobiliteitssector verantwoordelijk voor achttien procent van de Nederlandse broeikasgasemissies. Personenauto’s waren verantwoordelijk voor ongeveer de helft daarvan. En elektrische auto’s? Die beslaan evenveel ruimte als auto’s met verbrandingsmotor en produceren mogelijk zelfs meer fijnstof.


    Auto’s zorgen voor gevaar op straat. In 2022 vielen er in Nederland 737 verkeersdoden, bij minimaal de helft daarvan was een auto betrokken. Er kwamen 225 automobilisten en bijrijders om, en van de 291 fietsers die stierven in het verkeer, werd ongeveer de helft aangereden door een (bestel)auto. Aanrijdingen met voetgangers en scooters moeten daar nog bij worden opgeteld, net als (zwaar)gewonden die mogelijk langere tijd last zullen houden van hun confrontatie met een auto.


    Auto’s brengen hun bestuurders in een paradoxale situatie, schreef Gorz. Automobilisten denken vrij en onafhankelijk te zijn, doordat ze met hoge snelheid overal heen kunnen rijden wanneer ze maar willen. Maar eigenlijk zijn ze volgens Gorz juist ‘radicaal afhankelijk’: van wegen, van brandstof, van de autogarage als er gepruttel onder de motorkap vandaan komt. Automobilisten kunnen niet zonder derde, vaak commerciële partijen.


    Minder autoafhankelijk worden

    Nederlanders zijn vol van autogebruik. In 2021 reisden Nederlanders 9.900 kilometer per persoon op Nederlands grondgebied. Ruim de helft van die kilometer werd als autobestuurder afgelegd en bijna een vijfde als passagier. Zeventig procent van het totaal aantal reiskilometers werd per auto afgelegd. Volgens het KiM was de helft van alle autoritten in 2016 korter dan 7,5 kilometer en een derde zelfs korter dan 5 kilometer. Dat zijn afstanden die – mits je er fysiek toe in staat bent – te overbruggen zijn met de (elektrische) fiets, te voet of het openbaar vervoer.


    Het is goed mogelijk om minder autoafhankelijk te worden. Zeker binnen de stad, stellen Maaike Snelder en Niels van Oort, beiden hoofddocent aan de Technische Universiteit Delft. Snelder doceert Transportnetwerken en is onderzoeker bij TNO, Van Oort doceert Openbaar Vervoer en Deelmobiliteit en is medeoprichter van het Smart Public Transport Lab, een instituut dat het tweede en derde woord in de naam onderzoekt.


    Wil je autoafhankelijkheid succesvol verminderen, dan moeten veranderingen dezelfde gevolgen hebben voor arm en rijk.


    Wil je autogebruik terugdringen, houd dan rekening met een aantal factoren, zegt Van Oort. Allereerst moeten er fatsoenlijke alternatieven zijn, zegt hij, zodat autobezit niet meer als noodzaak wordt gezien. Alternatieven zijn er, zoals fiets en openbaar vervoer – mits dat betaalbaar wordt gehouden. Daarnaast wordt deelvervoer diverser (scooters, fietsen, ooit mogelijk stepjes) en bieden elektrische (bak)fietsen opties. Vervolgens zal er op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau wel ruimtelijk beleid ontwikkeld moeten worden waarin de auto geen of een minder centrale rol speelt, zegt hij.


    Daarna moeten er maatregelen worden genomen tégen de auto, denken beide docenten. Autogebruik moet actief worden ontmoedigd, zegt Snelder. Door financiële prikkels als rekeningrijden en hogere parkeertarieven, maar vooral door bepaalde straten en binnensteden voor automobilisten af te sluiten. Wil je autoafhankelijkheid succesvol verminderen, dan moeten veranderingen dezelfde gevolgen hebben voor arm en rijk, zegt Snelder. Van het minder toegankelijk maken van steden voor auto’s hebben arm en rijk op papier even veel last, anders dan bijvoorbeeld van rekeningrijden of hogere accijns, legt ze uit.


    Mobiliteithubs

    Hoe ziet een stad of land met minder auto’s eruit? Van Oort pleit voor ‘publiek vervoer’: een soort samenvoeging van deelmobiliteit – scooters, (elektrische) fietsen, mogelijk steps en zélfs auto’s – en openbaar vervoer. Het houdt in dat er in iedere situatie een passend vervoermiddel beschikbaar is, of dat nu een elektrische deelbakfiets is, een trein of een buurtbus. Personentransport wordt geconcentreerd in ‘mobiliteitshubs’: centrale punten waar vervoer samenkomt en reizigers kunnen op- of overstappen.


    Snelder denkt dat het per gebied gaat verschillen welk vervoerstype er dominant is. ‘Binnensteden worden helemaal autovrij, daar ligt de focus vooral op lopen en fietsen’ – steeds meer steden kiezen er overigens al voor om autoverkeer in de binnenstad in de ban te doen, weten beiden. In de wijken om de binnenstad heen wordt vooral gefietst of gebruikgemaakt van publiek vervoer, gefaciliteerd door ‘wijkhubs’, zegt Snelder. Hoe verder weg het stadscentrum, hoe groter mobiliteitshubs worden. Autogebruik helemaal afschaffen lukt niet, denkt ze, dus aan de stadsranden komen ‘regionale hubs’. Daar laten automobilisten hun auto staan om hun reis de stad in te vervolgen met de fiets, te voet of publiek vervoer.


    Ondermaats openbaar vervoer

    Dergelijke scenario’s gaan op voor steden. In rurale gebieden waar openbaar vervoer mogelijk verlieslatend is, is een transitie ingewikkelder. Daar, zegt Snelder, hebben auto’s nog toegevoegde waarde: afstanden tot voorzieningen zijn er vaak groter en ruimtelijke problemen meestal minder pregnant. Bovendien is het openbaar vervoer er aanzienlijk minder goed. Het Planbureau voor de Leefomgeving concludeerde vorig jaar dat mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer aanzienlijk minder mobiel zijn, zeker als ze op het platteland of aan de stadsranden wonen.


    Dat openbaar vervoer in kleine steden, dorpen of rurale gebieden ondermaats is, is een politieke keuze zegt Van Oort. Publiek en openbaar vervoer kunnen ook in provinciale gebieden doelmatig zijn, het levert financieel alleen weinig op. ‘Terwijl het doel van openbaar vervoer, wat mij betreft, niet geld verdienen is.’ Die louter commerciële insteek baart hem zorgen, want dat jaagt mensen de auto in. Het openbaar vervoer in Nederland is al bovengemiddeld duur, en die prijzen zullen blijven stijgen nu de NS ook nog een spitsheffing wil invoeren.


    ‘Je moet niet alleen naar rentabiliteit kijken. Openbaar vervoer levert ook een bijdrage aan duurzaamheid, leefbaarheid en volksgezondheid.’


    De oplossing is de wortel en de stok, zegt Van Oort. Hij somt op. Maak autogebruik duurder door bijvoorbeeld rekeningrijden en hogere parkeerkosten. Experimenteer met het afzetten van wegen voor autoverkeer, zoals deze zomer de drukke Weesperstraat in Amsterdam: wat zijn de effecten daarvan op de leefbaarheid en bereikbaarheid in een stad? En: investeer in publiek vervoer, verbeter de bereikbaarheid van het openbaar vervoer en houd ticketprijzen betaalbaar. ‘Je moet niet alleen naar rentabiliteit kijken. Natuurlijk moet je goed met je belastinggeld omgaan, maar openbaar vervoer levert ook een bijdrage aan duurzaamheid, leefbaarheid en volksgezondheid.’


    Logische beslissing

    Of dat allemaal realistisch is? Van Oort denkt van wel. Het begint met lef, zegt hij, van bijvoorbeeld wethouders die besluiten een straat voor auto’s af te zetten. Een succesverhaal noemt hij de Catharijnesingel in Utrecht, die werd getransformeerd van autowalhalla tot water met ruimte voor groen – en een beetje voor de auto. ‘Als je ermee begint, krijg je er geen applaus voor. Maar als je doorgaat, vinden mensen het uiteindelijk een logische beslissing.’


    Van Oort is hoopvol, omdat hij soortgelijke bewegingen in meerdere steden waarneemt. In autostad Rotterdam wordt bijvoorbeeld onderzocht of de singels kunnen terugkeren in het stadscentrum. Daarvan zouden auto’s – waarschijnlijk – de dupe zijn.


    Regeringsadviseur Jan Willem Erisman maakte in het AD vast wat geesten rijp door te stellen dat autobezit, zeker in de stad, in de toekomst niet meer vanzelfsprekend is.


    Sneller vervoer leidt er niet toe dat mensen korter gaan reizen.


    En Gorz, wat zou hij hebben gevonden van publiek vervoer als alternatief voor de auto? Het zou hem geen volledige oplossing lijken. Net als Marco te Brömmelstroet, coauteur van Het recht van de snelste en hoogleraar Urban Mobility Futures aan de Universiteit van Amsterdam. De auto is niet het probleem, zegt Te Brömmelstroet, maar ‘slechts een symptoom van onze mobiliteitsverslaving’. Hij ageert niet uitsluitend tegen de auto, maar tegen de principes onder ons gehele mobiliteitssysteem, dat gericht is op snelheid ten bate van economische groei.


    Sneller vervoer leidt er niet toe dat mensen korter gaan reizen, zegt hij. Daar is wetenschappelijke consensus over in bijvoorbeeld de Brever-wet: mensen reizen gemiddeld domweg een bepaald aantal minuten per dag (zeventig tot negentig). Als dat sneller kan, gaan ze niet korter reizen, maar verder van economische clusters wonen, legt Te Brömmelstroet uit. Kansarme regio’s worden door snellere verbindingen kansarmer: omdat mensen tot reizen bereid zijn, ligt er haast altijd een kansrijke regio binnen de acceptabele vervoersafstand. Door het economische verkeer trekt die kansrijke regio de meeste voorzieningen aan, zegt hij. Dat geldt voor banen, maar ook voor voorzieningen als supermarkten, bibliotheken, cafés of vestigingen van een bank. 


    Bewust te goedkoop

    Dat auto’s en snelle mobiliteit zo vanzelfsprekend zijn, is marktfalen, zegt Te Brömmelstroet. ‘Mobiliteit is decennialang bewust te goedkoop gemaakt.’ Voor autogebruik betaal je niet de werkelijke kosten vanwege ons economische model: mensen en goederen snel van A naar B verslepen loont. De werkelijke prijs van autogebruik – en openbaar vervoer – ligt volgens berekeningen van CE Delft hoger, zegt hij, want de economische prijs van bijvoorbeeld verkeersslachtoffers en klimaatschade wordt niet meegerekend. Op jaarbasis ontstaat er daardoor een gat van veertien miljard aan kosten waar de samenleving voor moet opdraaien. ‘En dan reken je ruimtegebruik nog niet eens mee, het gaat slechts over uitstoot en veiligheid.’ Zou je wel alles meerekenen, dan kun je die veertien miljard ‘makkelijk vervijf- of vertienvoudigen’, zegt Te Brömmelstroet.


    ‘Door een wijk autovrij- of luw te noemen blijf je gevangen in het autosysteem.’


    Daarom moeten we afkicken van onze mobiliteitsverslaving, vindt hij. Het belangrijkste is de ‘onderliggende rationaliteit’ achter snelle mobiliteit bevragen. Dat begint met taalgebruik volgens Te Brömmelstroet. Mobiliteit wordt nu uitgedrukt in economische taal. Dat discours moet veranderen. ‘Je moet de tegenstander uitnodigen om jouw taal te gaan spreken.’ Discussies over de auto moeten niet gaan over parkeertarieven, rekeningrijden of de economische kosten van files, maar bijvoorbeeld over rechtvaardigheid en veiligheid. Dan worden er fundamenteel andere keuzes zichtbaar, zegt hij.


    Als voorbeeld noemt Te Brömmelstroet een aangenomen motie in de gemeenteraad van Ede: alle kinderen van acht jaar en ouder moeten zelfstandig naar school kunnen reizen. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar heeft grote implicaties voor de verkeersveiligheid. Wil je die verbeteren, dan delven auto’s vrijwel zeker het onderspit, omdat die voor het meeste gevaar op de weg zorgen.


    Spreek daarom ook niet van autoluwe of autovrije wijken, zegt Te Brömmelstroet. ‘Ik liep laatst een rondje door mijn wijk in Ede en daar zijn welgeteld nul helikopterlandplaatsen. En toch is er niemand die die wijk helikoptervrij noemt. Door een wijk autovrij- of luw te noemen blijf je gevangen in het autosysteem.’


    De wijken van de toekomst

    Hoe ze ook worden genoemd, wijken waarin auto’s naar de marge worden verdreven, zijn de wijken van de toekomst – daar zijn Van Oort, Snelder en Gorz het over eens. Te Brömmelstroet ook, en hij benadrukt dat ze dat al sinds de jaren zestig zijn.


    Een nieuwbouwwijk waar de auto naar de marge zal worden verjaagd, verrijst over een jaar of tien in Utrecht: Merwede. Er komen zesduizend woningen te staan in allerlei prijssegmenten, vertelt Finn van Leeuwen, projectleider mobiliteit van de wijk. Merwede is (nagenoeg) onbegaanbaar voor auto’s, daarom komen er aan de wijkranden mobiliteitshubs die worden uitgebaat door een heus mobiliteitsbedrijf, vertelt hij. In de hubs staan tweehonderdvijftig deelauto’s van het mobiliteitsbedrijf en is een beperkt aantal parkeerplaatsen beschikbaar. Er geldt een parkeernorm van 0,3, wat inhoudt dat nog geen één op de drie huishoudens aanspraak op een parkeerplaats kan maken, zegt Van Leeuwen – tegen flinke tarieven bovendien.


    Om bewoners wel transportmogelijkheden te bieden, komen er ruime fietsenstallingen, een bushalte, elektrische deelbakfietsen en mogelijk een tramstation. Alleen in uitzonderingsgevallen zijn auto’s welkom, zoals die van hulpdiensten, legt Van Leeuwen uit. Verhuizers of pakketbezorgers mogen de wijk eigenlijk ook niet in. ‘Maar ze kunnen een ontheffing aanvragen om het autovrije binnengebied te betreden. Dat zal alleen niet gratis zijn.’ Het is de bedoeling dat ook die diensten vanuit een hub naar een woning lopen, mogelijk met een steekkarretje voor de spullen.


    Om autoafhankelijkheid tegen te gaan, wordt de wijk voorzien van tal van voorzieningen: supermarkten, een sportschool, basisscholen, kinderdagverblijven, restaurants, cafés en zelfs een hotel. ‘In die goeie ouwe Vinex-wijken was het dichtstbijzijnde winkelcentrum tien minuten fietsen. Dat was net te ver weg, dus iedereen ging er op zaterdag met de auto heen voor boodschappen.’ Dat hoeft in Merwede niet. De wijk staat niet in dienst van autoverkeer en snel vervoer, maar van de bewoners.


    Dat laatste is de kern. Te Brömmelstroet en Thalia Verkade vatten het in Het recht van de snelste samen: de gemiddelde straat is nu een plek om overheen te rijden, geen plek om gewoon te zijn. Daar was Gorz het mee eens. Vijftig jaar geleden pleitte hij al voor wijken die gericht zijn op menselijke behoeften. Wijken waarin gefietst en geflaneerd kan worden. Wijken waarin mensen zich kunnen ontplooien en in wíllen leven, zonder auto-overlast.


    Het bericht Weg met de auto: ‘We moeten afkicken van onze mobiliteitsverslaving’ verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Tue, 10 Oct 2023 02:00:27 +0000
  • De Tweede Kamer lijdt aan lobby-schizofrenie

    Diverse Kamerleden hebben in het verleden geclaimd dat hun parlementaire werkkamer volstrekt lobbyvrij was – Femke Halsema (GroenLinks) bijvoorbeeld, en Ronald van Raak (SP). Of je dit geloofwaardig vindt, hangt sterk af van je definitie van lobbyen. Zo vond Femke Halsema haar nevenfunctie als voorzitter van de Vereniging Gehandicaptenzorg geen vorm van lobbyen. De Volkskrant vroeg zich over Van Raak af hoe consequent hij was: volstrekt lobbyvrij betekent immers ook geen vakbondsvertegenwoordigers over de vloer. Behoorlijk lastig als de nummer drie op de lijst van je partij – destijds Lilian Marijnissen – werkzaam is voor Abvakabo FNV.


    Er blijkt dus wel wat licht te zitten tussen de dagelijkse Haagse lobbyrealiteit en de manier waarop Tweede Kamerleden daar naar buiten toe over praten. Zo riepen de volksvertegenwoordigers in 2015 minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem (PvdA) op het matje na berichten in NRC dat de ING had meegeschreven aan een wet. De bank leverde teksten aan die 350 miljoen euro belastingvoordeel opleverden. Lobbyisten lieten in diverse media weten dat belanghebbenden wel vaker suggesties aanleveren voor wetteksten, maar de Haagse kaasstolp was te klein. CDA, ChristenUnie, D66, GroenLinks, VVD, SGP en SP voelden minister Dijsselbloem aan de tand: ‘Klopt de berichtgeving en is dit gebruikelijk?’ klonk het eensgezind.


    Een opvallende vraag, aangezien Kamerleden voor het antwoord alleen maar naar hun eigen fracties hadden hoeven kijken. Want naast ambtenaren op ministeries – die ze vooral moeten hebben als ze iets willen in een begrotingsvoorstel – bestoken lobbyisten ook Kamerleden met tekstsuggesties. Zo denken ze graag proactief mee over Kamervragen, moties, amendementen en schriftelijke inbreng.


    Knip-en-plak Kamerwerk

    In de gesprekken die Vrij Nederland met Kamerleden voert, is de constante stroom van informatie een regelmatig terugkerend thema. Lobbyisten vormen een vaste aanvoerroute van informatie, deels in de vorm van zogeheten lobbybrieven. ‘Er verschijnen soms kant en klare motieteksten in mijn mail, of suggesties voor schriftelijke inbreng,’ vertelt CDA-Kamerlid en sinds augustus partijleider Henri Bontenbal. De vriendelijke vingerwijzingen voor mogelijke Kamerinbreng wekken irritatie op bij het Kamerlid: ‘Ik voel me dan behandeld als een klein kind, alsof ik achterlijk ben.’


    Een goede lobbyist zorgt daarom eerst dat er een bepaalde verstandhouding bestaat. Hoewel het wel voorkomt, heeft het gelijktijdig bestoken van allerlei Kamerleden met dezelfde suggesties weinig zin. ‘Maanden voor het debat wissel je al informatie uit, en als dat op prijs wordt gesteld, opper je pas de mogelijkheid om wat tekstsuggesties aan te leveren,’ vertelt voormalig D66-Kamerlid Bert Bakker, tegenwoordig eigenaar van public affairs-kantoor Meines Holla & Partners. Die suggesties lever je dan wel exclusief aan. ‘Geen partij denkt precies hetzelfde over een onderwerp, en daarnaast is het niet handig als een Kamerlid negatief verrast wordt door een collega die dezelfde vraag stelt en het dus herkent.’


    Toch gebeurt dit zo nu en dan wel tijdens debatten, vertellen diverse (oud-)Kamerleden. ‘Oh zeker, dan hoor ik een collega praten tijdens een commissiedebat en dan weet ik – ah, jij hebt die-en-die gesproken,’ aldus Bontenbal. Dergelijke gênante situaties wil zowel het Kamerlid als de lobbyist voorkomen, stelt oud-VVD Kamerlid André Bosman, tegenwoordig lobbyist. ‘Al wordt dat risico denk ik wel steeds groter, omdat Kamerleden tegenwoordig minder tijd krijgen voor grote dossiers. Dan wordt knip-en-plak-Kamerwerk erg verleidelijk.’


    Tijdens het onderzoek voor dit artikel kwamen we een dergelijk knip-en-plak voorbeeld tegen bij Wybren van Haga (BVNL). Voor een motie nam hij een-op-een de aangeleverde tekst van een wapenfabrikant over. Het Nederlandse bedrijf Defenture had bij een aanbesteding voor legervoertuigen achter het net gevist, en wist via een lobbyist voor elkaar te krijgen dat Kamerlid Van Haga de staatssecretaris opriep de Kamer ‘zo uitgebreid mogelijk te informeren over de testuitslagen’ van de concurrent.


    Van Haga ziet hier geen enkel kwaad in. Het ging immers om een Nederlands bedrijf en, zo stelt hij: ‘BVNL zet Nederlandse bedrijven op nummer 1!’ Op de vraag of hij wel vaker gebruik maakt van door bedrijven aangeleverde teksten voor Kamervragen en moties, reageert hij dan ook positief. ‘Uiteraard. BVNL vecht voor het belang van Nederland en als er een gedupeerde is, werken wij graag samen. Alle lobbyisten uit het Nederlandse MKB weten ons te vinden. De agrarische sector, de horeca, de kermisbranche, de energiebranche, de visserij, de binnenvaartschippers, etc.’


    Het is het type ‘ombudspolitiek’ waar zijn partijgenoot Richard de Mos in Den Haag mee in de knel kwam. De 113 duizend euro die ondernemers doneerden aan de partij van De Mos: was dat uit ideologische affiniteit of omdat ze er iets voor terugkregen? Het Openbaar Ministerie meende van wel, de rechter meende van niet. Uit zijn tijd in de gemeenteraad van Den Haag herinnert Kamerlid Pieter Grinwis (CU) zich hoe er vanuit de Groep de Mos soms moties werden ingediend ten behoeve van individuele cafés. ‘Dan kun je je afvragen hoe die belangenafweging is gemaakt, maar dat is volgens mij bij uitstek een politieke discussie en geen zaak voor het OM.’ Het is namelijk erg lastig om direct aan te wijzen waar het algemene belang ophoudt en een particulier belang begint, en op welke momenten ze overlappen.


    Lobbyisten


    Gewoon belangenbehartiging

    Op Van Haga (BVNL) na trekken Kamerleden doorgaans de grens bij penvoerderschap: input van belangengroeperingen gebruiken of parafraseren doen ze allemaal, maar ze gaan nog altijd over hun eigen inbreng. ChristenUnie-Kamerlid Pieter Grinwis merkte bijvoorbeeld dat het verduurzamen van 2,7 miljoen slecht geïsoleerde woningen voor veel mensen onbetaalbaar bleek. Samen met het CDA en GroenLinks ging hij om tafel met wetenschappers, maar ook met Techniek Nederland en isolatiebedrijven. Die laatste hebben een direct financieel belang bij isolatiemaatregelen. ‘Natuurlijk,’ zegt Grinwis. ‘Maar ze hebben ook de kennis in huis om mij als Kamerlid te vertellen wat wel of geen effectief beleid is.’ Het om de tafel gaan met een belangenbehartiger die financieel baat heeft bij een bepaalde politieke maatregel hoeft volgens Grinwis niet problematisch te zijn. ‘In dit geval dient het evident een algemeen belang, want in dit soort slecht geïsoleerde appartementen uit de jaren zestig zitten niet de meest kapitaalkrachtige mensen. Die kun je niet achterlaten.’


    Of dit een goede manier is van belangenbehartiging, is volgens hem ook aan zijn Kamercollega’s. ‘Als iemand daar anders over denkt, laat die mij dan kritisch bevragen in het politieke debat.’


    ‘Lobbyen is gewoon belangenbehartiging,’ zegt Henri Bontenbal, ‘en politiek gaat over belangenafwegingen, dus nogal wiedes dat lobbyisten en politici elkaar vinden.’ Bontenbal ziet het vooral misgaan bij de dossierkennis van Kamerleden om de lobby op juiste waarde te schatten en in een bredere context te plaatsen. ‘We moeten onze pijlen niet richten op het fenomeen lobbyen, maar op de ethiek van Kamerleden. Als iemand zich laat gebruiken door een bedrijf, dan moet je wijzen naar de betreffende fractie of naar het Kamerlid, want daar vindt die beoordeling plaats.’


    Argumenten


    De observatie dat lobbyen gaat over belangenbehartiging en de politiek over de afweging van belangen, wordt gedeeld door de Leidse bestuurskundigen Caelesta Braun, die samen met collega Bert Fraussen van de Universiteit Leiden een artikel hierover schreef. Braune wijst erop dat de organisatievorm bij lobbyen varieert: van multinationals tot goede doelen of burgerorganisaties. ‘Iedere burger of organisatie die een ambtenaar of politicus benadert, of via protesten of de media zijn of haar belang kenbaar maakt, is aan het lobbyen,’ aldus Braun, die hoogleraar Openbaar Bestuur & Maatschappelijke Democratie is. Een wijkvereniging in Rotterdam die klachten heeft en probeert aan inspraak te doen is net zo goed aan het belangenbehartigen als iemand van Shell. ‘Toch zijn we geneigd Shell als lobbyist te omschrijven, en de wijkvereniging als burgerparticipatie, maar in essentie doen ze allebei aan belangenbehartiging, uiteraard wel vanuit een heel verschillend perspectief.’ 



    Tegelijkertijd wordt het label ‘lobbyist’ vooral gehanteerd als het gaat om de belangen van de politieke opponent. Dat de milieuwet van Jesse Klaver (GroenLinks) en Diederik Samsom (PvdA) in 2015 een kopie bleek van een voorstel van Milieudefensie zal eerder rechtse wenkbrauwen doen optrekken dan linkse, net zoals een Unilever-appje naar minister-president Mark Rutte (VVD) vooral verkeerd zal schieten in het progressieve keelgat.


    Lobbyen raakt ook aan een niet te beantwoorden kip-ei vraag: shoppen partijen in de belangen die hun ideologie bevestigen, of zijn stevige belangen soms in staat de politieke agenda naar hun hand te zetten?



    Een effectieve lobby richt zich volgens Caelesta Braun vaak op fracties of partijen die al in de politieke-voorkeurrichting liggen. Zeker, er wordt ook nagedacht over de vraag hoe er een meerderheid kan worden gevonden in zowel de Tweede als de Eerste Kamer, maar dat neemt niet weg dat een wapenfabrikant meer kans zal maken bij de VVD dan bij de SP. Een beroepsvereniging van worstendraaiers zal de Partij voor de Dieren niet bovenaan haar lijstje hebben. Er wordt nogal eens informatie aangeleverd die al in lijn ligt met de politieke richting van de partij, aldus Braun. ‘Op zo’n moment is er geen sprake van een individueel financieel belang vermomd als algemeen belang, maar wordt munitie aangeleverd bij iets wat die partij toch al vindt, wat de kans groter maakt dat het er doorheen komt.’ 


    Er spelen allerlei belangen

    Financiële belangen spelen daarnaast niet alleen in het zakenleven. De lobbyisten die Vrij Nederland voor dit artikel spreekt, wijzen er steevast op dat ook semioverheid en overheid er lustig op los lobbyen als dat nodig is. Uit het register blijkt dat ook gemeenten, waterschappen, provincies, en bijvoorbeeld het Nederlandse Genootschap van Burgermeesters de weg naar de Tweede Kamer prima weten te vinden.



    Maar niet iedereen die lobbyt, ziet zichzelf ook als een lobbyist. ‘Ik vind Frans Timmermans bijvoorbeeld een lobbyist,’ zei Caroline van der Plas (BBB) in september vorig jaar tijdens een Kamerdebat. ‘Dat klinkt misschien heel raar, maar wij krijgen, werkelijk waar, elke maand verzoeken om een gesprek, over dit, over Fit for 55, over de Green Deal. Laatst was hij hier nog weer met zijn hele kabinet, met dertig personen, om even een uurtje een broodje te eten met Kamerleden om te praten over allerlei dingen.’


    Er spelen, kortom, allerlei belangen.


    Waaronder de politieke belangen van een minister. Vanuit de ministeries wordt net zo goed likkebaardend gekeken naar de pen van Kamerleden. Politiek assistenten bijvoorbeeld zijn doorgaans geïnteresseerd in Kamerleden die een motie willen indienen: ‘Dan kijk ik wel even. Want ze moeten natuurlijk niet een motie indienen waarmee ze ons heel erg in de problemen brengen, dat is gewoon niet zo handig. Dus dan probeer je het wel een beetje te dealen: als je het zo formuleert, dan kan het wel,’ vertelde een politiek assistent in 2008 aan masterstudente Marlies de Vries van de Universiteit Utrecht. Vijftien jaar later is deze politieke variant van een slager die meeschrijft aan de voorwaarden van zijn eigen keuring nog altijd staande praktijk. ‘Als je erover nadenkt, is het zeker vanuit het oogpunt van dualisme, macht en tegenmacht, natuurlijk heel raar,’ aldus JA21-Kamerlid Nicki Pouw-Verweij, die ook wel eens het aanbod heeft gekregen van een politiek assistent om een motie van haar te herschrijven.


    Lobbyisten


    Weinig medewerkers

    De grootste uitdaging voor Kamerleden zit dan ook in overzicht houden over het speelveld, en de wirwar aan belangen in de juiste context plaatsen. De complexiteit van het Nederlandse politieke stelsel moet niet onderschat worden, zegt UvA-onderzoeker Marcel Hanegraaff. Er is wetgeving op gemeentelijk, provinciaal, landelijk en internationaal niveau. ‘Dit maakt het erg lastig voor Kamerleden om in te schatten waar precies de oplossing voor bepaalde problemen ligt, en in welke situatie welke belangen wel of niet moeten worden meegewogen.’


    Juist omdat lobbyisten professionals zijn op bepaalde onderwerpen, en Kamerteksten zeer technisch zijn, valt beïnvloeding soms alleen op voor de goede verstaander.


    Zeker met een kleine ondersteunende staf. Nederlandse Kamerleden moeten het met relatief weinig doen, concludeerden politicologen Simon Otjes en Gijs Jan Brandsma, die het aantal fractiemedewerkers in de Tweede Kamer afzetten tegen het aantal in andere landen. Afgezet tegen het inwoneraantal zouden er nog tweehonderd bij moeten.


    Of de relatief kleine staf een probleem is voor het functioneren van de Tweede Kamer konden de politicologen overigens niet zeggen. ‘Er is simpelweg niet genoeg informatie beschikbaar over het aantal fractie- en Kamermedewerkers.’ Opmerkelijk volgens de politicologen, aangezien ze worden betaald met belastinggeld. ‘Het publiek verdient inzicht over hoe ze worden ingezet en wat het opbrengt.’


    Niet alleen heeft het Nederlandse parlement relatief weinig medewerkers, ook zijn er meer partijen bij gekomen. Vorig decennium zaten er gemiddeld veertien Kamerleden in een fractie, nu zijn dat er nog negen. Resultaat: het aantal dossiers per Kamerlid is toegenomen, en op elk dossier spelen weer andere belangen. En waar voorheen een Kamerlidmaatschap van acht of twaalf jaar geen uitzondering was, zitten Kamerleden tegenwoordig veel korter op het blauwe stoeltje. Hierdoor is er minder tijd om dossierkennis op te bouwen, en om de spelers in het veld te leren kennen en hun belangen. Een zorg die met de recente leegloop van Kamerleden sinds de val van het kabinet-Rutte IV weer heel actueel is.


    Vertrouwen

    De roep om meer medewerkers in de Tweede Kamer komt óók uit de hoek van public affairs. In 2019 begonnen historici Geerten Waling, Berend Sommer en lobbyist Oliver van Loo een petitie die uiteindelijk werd ondertekend door 31 maatschappelijke organisaties, bedrijven, public affairs-bureaus en wetenschappers. In die petitie werd de Tweede Kamer opgeroepen om meer te investeren in de eigen fractieondersteuning. De actie resulteerde – dankzij een motie van Rob Jetten (D66), destijds Kamerlid – in de zogeheten Jetten-gelden.


    Maar of het probleem hiermee is opgelost, is nog maar de vraag. Uit onderzoek van De Nieuws BV en De Groene Amsterdammer bleek dat de Jetten-gelden maar deels zijn gebruikt voor inhoudelijke ondersteuning. Partijen hebben het geld opgepot of uitgegeven aan extra voorlichters en strategen.


    Een van de medeondertekenaars van de petitie, Maaike van Hooidonk van adviesbureau WePublic, is er niet gerust op: ‘Door de snelle wisseling van Kamerleden is het kennisniveau de afgelopen jaren echt omlaag gegaan in de Tweede Kamer.’ Hoewel een lobbyist daarvan zou kunnen profiteren, maakt het volgens haar het werk juist lastiger. ‘Uiteindelijk wil je dat de informatie die je aanlevert wel goed wordt begrepen, daar is dus toch ook kennis voor nodig.’


    ‘In wezen is lobbyen een informatieberoep, zoals politiek en wetenschap dat ook zijn.’


    Vakgenoot en mede-initiatiefnemer van de petitie Oliver Van Loo, deelt deze zorgen: ‘Er is een grote mate van afhankelijkheid vanuit de Tweede Kamer en ik vraag mij af of dat wel zo gezond is.’ Van Loo herinnert zich hoe hij een in de avonduren vanaf een terras vluchtig opgestelde tekst voor een Kamerlid enkele minuten later terugzag via de griffier als motie, ‘met de spelfouten er nog in’.


    ‘In wezen is lobbyen een informatieberoep, zoals politiek en wetenschap dat ook zijn,’ legt hoogleraar Public Affairs Arco Timmermans uit. ‘Informatie wordt hier als ruilmiddel gebruikt, en de vraag komt steevast neer op: hoe check je de kwaliteit van de informatie die de lobbyist van een opdrachtgever heeft gekregen en vervolgens weer doorgeeft aan een Kamerlid?’ Als de lobbyist een Kamerlid verkeerd informeert en voor schut laat staan, verliest hij zijn ingang. In principe hebben beide partijen er dus baat bij als de informatie die wordt aangeleverd van goede kwaliteit is.


    Volgens lobbyist Oliver van Loo draait zijn vak grotendeels om vertrouwen: ‘Dat gaat honderd keer goed, en soms mis.’


    Juist omdat lobbyisten professionals zijn op bepaalde onderwerpen, en Kamerteksten zeer technisch zijn, valt beïnvloeding soms alleen op voor de goede verstaander. Zo maken lobbyisten graag gebruik van de schriftelijke vragenronde omdat daar niet altijd bij wordt vermeld welke partij welke vragen stelt. Dan wordt er een lijst vragen namens de hele Kamercommissie gestuurd. Toch herkennen ambtenaren aan de vragen vaak wel uit welke lobbyhoek ze komen. Voor lobbyisten zijn ambtenaren op ministeries en bewindspersonen een belangrijker doelwit dan parlementariërs. De Tweede Kamer kan soms gebruikt worden als springplank.


    De meeste Kamerleden die we spraken, zien zichzelf als autonoom, onafhankelijk en prima in staat om de belangen af te wegen. Zolang ze zélf om de informatie vragen en bepalen welke informatie ze wel of niet meenemen, ligt de belangenafweging precies waar die hoort: bij de politicus zelf.


    Dit politieke zelfbeeld is volgens UvA-onderzoeker Marcel Hanegraaff herkenbaar, maar niet realistisch: ‘Politici lijden aan chronische zelfoverschatting, uit onderzoek is gebleken dat het echt niet zo werkt.’ Hanegraaff wijst erop dat het niet alleen gaat om zicht hebben op het speelveld van belangen, maar ook om de timing. Als voorbeelden noemt hij de klimaatplannen van de Europese Unie. Bedrijfslobbyisten overdreven de mogelijke negatieve consequenties van de plannen. Zo werd controverse gecreëerd om politieke actie te forceren. Een politicus kan dan scoren door zichzelf te profileren als redder in nood die even een stokje steekt voor schadelijk beleid.


    Soms wordt informatie ook op een bepaalde manier gepresenteerd om de achterliggende belangen te verdoezelen. De Amerikaanse fossiele industrie zette bijvoorbeeld stichtingen op die vervolgens met als onafhankelijk gepresenteerd onderzoek naar buiten kwamen waaruit zou zijn gebleken dat de effecten van klimaatverandering sterk werden overschat. ‘We hebben kunnen zien en meten dat dit soort acties invloed hebben op de publieke opinie. Politici vinden zelf van niet, maar ze worden aantoonbaar beïnvloed.’


    Ook in Nederland komt het voor dat de bron wordt verdoezeld. Zo ging het televisieprogramma Rambam in 2013 met een fictief bedrijf en een verzonnen issue naar Den Haag. Binnen twee maanden lukte het de makers om CDA-Kamerlid Mona Keijzer en PvdA-Kamerlid Khadija Arib vragen te laten stellen aan minister Edith Schippers (VVD) van Volksgezondheid. De lobbyist die Rambam in de arm had genomen, adviseerde om een stichting op te richten om zo het commerciële belang te verbergen. Er werd destijds schande geroepen over Keijzer en Arib, maar Hanegraaff is een stuk milder. ‘Je kunt dat onderscheid als politicus in de praktijk gewoon niet maken.’


    Aan banden leggen


    Het verschil tussen hoe er in de Tweede Kamer over lobbyen wordt gesproken en hoe Kamerleden er in de praktijk mee omgaan is intussen groot. Volgens hoogleraar Caelesta Braun is dit verschil mede te verklaren door het maatschappelijke debat waaraan politici zich spiegelen. Dat debat is vaak gekoppeld aan een incident waarover schande wordt geroepen.’ Het parafraseren van suggesties van lobbyisten, het laten opstellen van teksten tot zelfs het laten meeschrijven aan amendementen en moties is staande praktijk. Maar zodra daar ophef over is, ga jij als Kamerlid natuurlijk niet zeggen dat je het zelf ook wel eens doet.



    Hierdoor gaat de politieke discussie over lobbyisten steevast over het aan banden leggen, het controleren en het registreren van hun activiteiten. Volgens Braun geeft dit een vertekend beeld. ‘Eigenlijk kun je zeggen dat iedere burger die een ambtenaar benadert, of via protesten of de media een belang kenbaar maakt, aan het lobbyen is. Als je daar zicht op wilt houden, moet je zicht houden op alles en iedereen die heeft geprobeerd om input te leveren op besluitvorming.’


    En juist het kenbaar kunnen maken van een belang is noodzakelijk in een democratie. ‘De manier waarop de discussie nu wordt gevoerd doet echt afbreuk aan de positieve aspecten van consultatie en burgerparticipatie.’


    Mobiliseren

    Zoals het belangrijk is voor een Kamerlid om de aangeleverde informatie in de juiste context te plaatsen, zo is het ook van belang om zicht te hebben op het lobbyspeeldveld. Dat is de afgelopen tien jaar flink veranderd. Want het gaat natuurlijk ook over de mogelijkheden om bepaalde belangen te mobiliseren. Een individuele burger die een bezorgde mail stuurt aan een Kamerlid is niet te vergelijken met de multinational die een lobbykantoor kan inhuren die meedenkt over een hele strategie. Dat laatste kost geld.


    Geld om belangen te organiseren kan komen uit de samenleving zelf, via donaties of contributies, maar wanneer het aan de markt wordt overgelaten, is het eindresultaat dat degene met het meeste geld het beste is georganiseerd. ‘Daar kun je dan subsidie tegenover zetten vanuit de overheid, en precies op dit vlak zien wij verschillen ontstaan,’ legt Marcel Hanegraaff uit. Voorheen bungelde Nederland ergens tussen het Amerikaans-Britse model – waarin er amper overheidssubsidies zijn voor ngo’s – en het Scandinavische model, waarin overheden er strikt op toezien of alle belangen evenredig vertegenwoordigd zijn. ‘Maar de afgelopen tien jaar is Nederland volledig opgeschoven naar het Amerikaanse model,’ zegt Hanegraaff. ‘De groepen met het meeste geld hebben de beste toegang, en dat is problematisch.’


    Voor zichzelf

    Hanegraaff ziet ook een andere ontwikkeling: bedrijven lobbyen steeds meer voor zichzelf, en niet meer via een koepelorganisatie als VNO-NCW. ‘We weten uit onderzoek dat als associaties lobbyen, ze zich richten op de lange termijn en op stabiliteit in de sector. Individuele bedrijven gaan voor het eigen kortetermijnbelang.’


    Dit wordt bevestigd door een UvA-masterscriptie van Rosa Juffer die samenwerkte met Open State Foundation. Haar saillante conclusies haalden krantenkoppen. Zo berekende ze dat tussen 2017 en 2020 de meeste afspraken van bewindslieden met bedrijven (26,6 procent) of bedrijfsorganisaties (20,5 procent) waren. Bewindslieden spraken vooral met bedrijven zoals Ahold Delhaize, Air France-KLM, Facebook en KPN. Slechts 7,8 procent van de afspraken was met ngo’s.


    Wie overigens denkt dat met deze laatste groep in ieder geval een breder, representatief palet aan belangen wordt behartigd, vergist zich. Hanegraaff wijst erop dat ngo’s – zoals Greenpeace en Amnesty International – weliswaar maatschappelijke belangen nastreven, maar verder niet heel representatief zijn. ‘Als je kijkt naar verschillende dimensies – zoals opleidingsniveau, sociaaleconomische achtergrond, aandeel vrouwen – verdedigen ook ngo’s vooral de belangen van geprivilegieerde groepen.’


    'Juist door verantwoording af te leggen, kunnen burgers zien of iets een politieke keuze is geweest of niet.’


    De besluiten die politici nemen, hebben intussen niet alleen effect op de belangengroeperingen die zich aan tafel weten te wurmen, maar op alle burgers. ‘Lobbyisten leveren informatie aan die een rol spelen bij politieke beslissingen, en die hebben vervolgens weer een effect op wat jij en ik als burger wel of niet krijgen. Daar moet gewoon verantwoording over afgelegd worden,’ vindt hoogleraar Arco Timmermans.


    De lobbyisten die we spreken zouden daar niet zoveel moeite mee hebben, het zijn vooral de Tweede Kamerleden die er niet op zitten te wachten. De parlementariërs verklaren eensgezind dat ze de belangenafweging prima zelf kunnen maken, en stemmen steevast tegen voorstellen die gaan over het afleggen van verantwoording daarover.


    ‘Maar juist door die verantwoording wel af te leggen, kunnen burgers zien of iets een politieke keuze is geweest of niet,’ zegt VOLT-Kamerlid Laurens Dassen. In een poging om de aanbevelingen van de Europese anti-corruptiewaakhond GRECO over te nemen, schreef Dassen samen met Pieter Omtzigt een initiatiefnota. Slechts een klein deel van de voorstellen werd overgenomen door de Tweede Kamer. En wat het wel haalde – zoals het instellen van een lobbyregister – werd alsnog niet door het kabinet uitgevoerd.


    De motie van Renske Leijten (SP), die opriep tot een afkoelperiode voor Kamerleden voor ze als lobbyist aan het werk zouden mogen, kreeg evenmin een Kamermeerderheid.


    ‘Er heerst in Den Haag een cultuur van “dit lossen we zelf wel met elkaar op. Ik bepaal zelf wel wat ik openbaar maak en hoe ik mijn zaken regel”,’ reflecteert voormalig PvdA-Kamerlid Lea Bouwmeester. Samen met fractiegenoot Astrid Oosenbrug schreef zij in 2015 een initiatiefnota, genaamd ‘Lobbyen in daglicht’. Van de veertien aanbevelingen, die in 2017 door de Kamer werden aangenomen, is maar een beperkt aantal uitgevoerd.


    Tegenwoordig is Bouwmeester overigens zelf ook – zij het onbetaald – belangenbehartiger: ze heeft zich gespecialiseerd in het vertegenwoordigen van ondervertegenwoordigde groepen.


    Het bericht De Tweede Kamer lijdt aan lobby-schizofrenie verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Mon, 09 Oct 2023 02:00:17 +0000
  • Iets anders dan de euro: alternatieve geldsystemen kunnen ongelijkheid bestrijden

    Er moet iets gebeuren, dacht burgemeester Michael Unterguggenberger van het dorp Wörgl in Oostenrijk. Het was 1931, midden in de Grote Depressie. Al een paar jaar zat het dorp in het slop, net als de rest van Europa en de Verenigde Staten. De beurzen waren in 1929 ingestort, faillissementen en werkloosheid waren aan de orde van de dag. Wat de zaken nog verergerde, was dat banken geen leningen meer durfden uit te geven. Er waren bankruns op spaargeld en verschillende banken gingen over de kop. De schrik zat er goed in, ook in Wörgl, en de burgemeester stond voor een schier onmogelijke opgave.


    Op het dieptepunt van de Grote Depressie was een kwart van de bevolking van Oostenrijk werkloos. Minder uitbetaalde lonen betekende nog minder geld en dus nog minder schillingen, de munteenheid van Oostenrijk destijds, in omloop. Ook in de gemeente Wörgl was de Grote Depressie voelbaar: de belastinginkomsten daalden naar een historisch dieptepunt waardoor ook de publieke investeringen stokten. Een neerwaartse spiraal.

    Alleen een wonder kon de problemen oplossen – en dat is precies wat er gebeurde. Terwijl Oostenrijk jaren zou blijven hangen in een voortslepende economische ‘depressie’, begon er in Wörgl een grote ommekeer.


    Het wonder van Wörgl

    De meeste mensen die de Grote Depressie meemaakten, dachten dat de crisis alleen op het wereldtoneel kon worden opgelost, maar Unterguggenberger dacht daar anders over. Er ging geen hulp van buiten komen, wist hij. Dus dacht hij na over manieren om de lokale economie weer op gang te krijgen, iets wat de ondernemers in het dorp een zetje in de rug zou geven. Hij kwam met een briljant idee: de schillingen van de gemeente apart zetten op een rekening bij de lokale Raiffeisenbank en waardebonnen in omloop brengen als claims op dat geld.


    De gemeente begon de waardebonnen in de lente van 1932 als betaalmiddel te gebruiken voor subsidies en ambtenarensalarissen, én te accepteren als belastinggeld. ‘Nepgeld’ noemden de inwoners van Wörgl het aanvankelijk. Maar die kritiek verstomde toen Rosa Schnaiter, de vrouw van Unterguggenberger, tevens gerespecteerd ondernemer, de bonnen ook ging accepteren als betaling.


    Als je een hedendaags wonder van Wörgl zou moeten aanwijzen, zou het het Sardex-netwerk zijn op Sardinië.


    Het briljante zat ’m in twee dingen. Het eerste: mensen mochten de waardebon te allen tijde inruilen voor schillingen, die immers veilig op de bankrekening van de gemeente stonden. Dat leidde tot vertrouwen in de waarde van de bonnen. Omruilen werd wél ontmoedigd door een premie van 5 procent op de omgeruilde waardebon. Voor een voucher ter waarde van 1 schilling kreeg je dus 0,95 schilling terug.


    Het tweede: een ‘negatieve rente’ op de waarde van de bonnen – naar een idee van de Duits-Argentijse econoom Silvio Gesell. Elke maand werden de bonnen 1 procent minder waard. Dat was, in het pre-digitale tijdperk, een heel gedoe met zegels die op de waardebonnen geplakt moesten worden, maar het lukte wel de mensen uit Wörgl te ontmoedigen de waardebonnen onder hun kussen te bewaren.


    De resultaten van het experiment waren niet gering. Steeds meer bedrijven accepteerden de waardebonnen. Consumenten begonnen ermee te betalen en betaaalden hun belastingen ermee. Het ‘geld’ bleef binnen de grenzen van Wörgl circuleren omdat het daarbuiten niet werd geaccepteerd. En die circulatie was, mede vanwege de ‘negatieve rente’, vanaf de allereerste dag zeer hoog. Binnen een paar jaar was de lokale dorpseconomie opgebloeid, in tegenstelling tot de rest van Oostenrijk (en de wereld). Het Wonder van Wörgl was compleet.


    Circulair geld


    Verborgen herverdeling

    Waarom is dat allemaal van belang?


    Omdat het huidige geldsysteem, ook in Nederland, niet in het belang is van lokale economieën en ongelijkheid veroorzaakt en verergert. Én omdat er inmiddels een heel veld (opnieuw: ook in Nederland) bestaat van alternatieve geldsystemen die die dynamiek proberen te omzeilen.


    Het voornaamste probleem met geldcirculatie is het weglekken van euro’s uit de reële economie, waar transacties direct verbonden zijn met echte goederen en diensten, naar de speculatieve financiële sector. Weglekken gebeurt op gigantische schaal en het gebeurt op verschillende – soms complexe – manieren, maar dit is de essentie: elke keer als iemand brood koopt bij de Jumbo, koffie bij de Coffee Company of een bed bij Ikea, komt er geld binnen op de bankrekening van die bedrijven. Van dat geld blijft alleen het deel dat naar de lonen van de werknemers gaat, en naar eventuele lokale leveranciers, lokaal; de rest van het geld – het merendeel – verdwijnt als winst of rente naar de bankrekeningen van anonieme ceo’s, aandeelhouders en investeerders.


    In The Money Syndrom (2012) berekent Helmut Creutz dat de armste 10 procent van de Duitsers (zijn onderzoek gaat over Duitsland) gemiddeld 4100 euro per jaar kwijt is aan rente. De rijkste 10 procent ontvangt gemiddeld 61.000 euro rente per jaar. Dat heeft te maken met de financiering van alles wat wij, consumenten, kopen. Het belangrijke is dat die financiering meestal komt in de vorm van rentedragende leningen. Of het nou een huis, een blikje cola of een matras is, er zit een grote slok rente verdisconteerd in de prijs, soms tot wel 30 of 40 procent. Rente wordt daarom door economen ook wel een ‘verborgen herverdelingsmechanisme’ genoemd.


    Hedendaagse wonderen

    Als je een hedendaags wonder van Wörgl zou moeten aanwijzen, zou het het Sardex-netwerk zijn op Sardinië. Het is een zogenoemd mutual credit-netwerk waarin deelnemers niet alleen betalen in Sardex, maar elkaar ook rentevrij bedrijfskrediet verschaffen.


    Het Sardex-netwerk werd opgericht in 2008 en tegenwoordig handelen naar schatting zo’n tienduizend lokale bedrijven in Sardex, ruim 10 procent van alle bedrijven op het eiland. Alle onderlinge transacties bij elkaar zijn goed voor rond de 150 miljoen Sardex, het equivalent van 150 miljoen euro. Het doel voor de komende jaren ligt op een half miljard.

    Een goeie tweede kandidaat is het Eusko-netwerk in Frans Baskenland, dat dit jaar tien jaar bestaat en, anders dan de Sardex, niet alleen handel tussen bedrijven mogelijk maakt – B2B in economisch jargon – maar ook tussen bedrijven en hun klanten. De Eusko maakt uitsluitend betaalverkeer mogelijk, geen onderling krediet. 1300 bedrijven en vierduizend consumenten betalen en worden betaald in Eusko, waarvan er dit jaar zo’n 4 miljoen circuleert.


    Deze en andere circulair-geldsystemen stammen uit de tijd of de nasleep van de financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende ‘schuldencrisis’ van 2011, en dat is niet toevallig.

    Hoewel anders van aard, waren de gevolgen van de crises vergelijkbaar met die in de jaren dertig: minder investeringen, minder leningen van banken, minder geldcirculatie, minder consumptie, meer faillissementen en meer werkloosheid. In dat licht bezien was het circulaire geld een kussen voor een (lokale) economie in vrije val. Zeker wanneer het netwerk, in tegenstelling tot banken die alleen in goeie tijden krediet willen verschaffen, juist in de moeilijke tijden extra geld in omloop brengt in de vorm van onderling krediet.


    Circulair geld


    Digitale revolutie

    Het Wonder van Wörgl liep niet goed af, trouwens. Andere dorpen en kleine steden in Oostenrijk zagen het wonder bij de buren en het duurde niet lang voordat zij het systeem begonnen te kopiëren. Er was zoveel interesse voor dat de centrale bank van Oostenrijk de monetaire controle uit haar handen zag glippen en op 1 september 1933 alle alternatieve betaalmiddelen in het land verbood. Unterguggenberger mocht kiezen: de stekker eruit of het gevang in.


    Maar dat was vóór de digitale revolutie.


    De Social Trade Organization (STRO) uit Utrecht is een van de organisaties die al sinds de jaren negentig digitale ‘circulair-geld’-systemen mogelijk maakt, in Europa en Zuid-Amerika. Ze bouwde een stuk software, Cyclos, dat in Nederland momenteel de circulatie van onder meer Knopen (Zeist), Friese en Utrechtse euro’s (Friesland en Utrecht), Vixen (Alkmaar) en Herten (Arnhem) faciliteert. Ook de Sardex op Sardinië en de eveneens succesvolle Grama in Santa Coloma, een voorstad van Barcelona, draaien erop.


    Al het circulerende geld wordt voor 100 procent gedekt door euro’s. Cyclos-gebruikers krijgen een bankrekening, een app met een rekeningoverzicht, en betalen met een pasje. Als je niet beter zou weten, is het ‘echt’ geld dat rondgaat. Toch is dat laatste volgens Henk van Arkel, econoom en directeur van STRO, technisch en wettelijk gezien onjuist, in elk geval in Nederland: ‘De gebruikers van het systeem van Cyclos zijn lid van de Coöperatie Circulair Geld Nederland. We hebben het systeem zó ontworpen dat het door financiële instellingen niet wordt gezien als geld en dus als geldschepping, maar als de boekhouding van aandelentransacties tussen de leden van een vereniging.’


    Een ander soort geld

    In Cyclos zitten een paar innovaties die er volgens Van Arkel toe leiden dat geld minder vaak weglekt of wordt opgepot en juist vaker circuleert in de regio waar het in omloop wordt gebracht.


    Lokale netwerken hebben de mogelijkheid tot een lokale wisselkoers, vertelt hij. De gebruikers in Alkmaar of Zeist kunnen zelf instellen hoeveel euro’s je krijgt voor een Vix of een Knoop: ‘Zo kunnen ze er samen voor zorgen dat de koopkracht vaker tussen de deelnemers blijft circuleren. Daardoor versterkt circulair geld de lokale economie.’


    De zogenaamde multiplier, het aantal keer dat het geld van eigenaar wisselt binnen de lokale of regionale economie voordat het weglekt, ligt overal waar Cyclos wordt gebruikt hoger dan bij de euro.


    Als eenmaal voldoende bedrijven extra omzet maken, is ook een negatieve rente mogelijk. Net als in Wörgl in de jaren dertig, eigenlijk, maar dan de verfijnde digitale variant. Van Arkel noemt het liever ‘een provisie op verdienste’ omdat het alleen betaald wordt door bedrijven die circulair geld verdienen en niet voor consumenten.


    ‘Een betaalde rekening in circulair geld,’ zegt hij, ‘kan met behulp van Cyclos elke maand een klein beetje van haar waarde verliezen, bijvoorbeeld een half of een heel procent.’ Oppotten, met andere worden, kost (een beetje) geld. Deze en andere handigheidjes in de software zorgen ervoor dat geld vaker blijft rondgaan, zo blijkt uit cijfers van STRO. De zogenaamde multiplier, het aantal keer dat het geld van eigenaar wisselt binnen de lokale of regionale economie voordat het weglekt, ligt overal waar Cyclos wordt gebruikt hoger dan bij de euro.


    Euro’s gaan gemiddeld anderhalf keer rond in de regio waar die in omloop wordt gebracht. Circulair geld in Nederland, daarentegen, gaat gemiddeld twee tot vier keer rond. Maar het kan nog beter. De Grama zag de multiplier sinds het gebruik in 2014 stijgen van 1,85 naar 5,85 in 2022. Dat betekent kort gezegd dat niet twee, maar bijna zes lokale bedrijven aan het circulerende geld hebben verdiend.


    Wim van Bokhorst, mede-coördinator van de Vix, beschrijft in een e-mail zo’n keten van betalingen in Alkmaar. ‘Het Stedelijk Museum betaalde mij in Vix voor een vertelklus, ik huurde een vergaderruimte bij Urban Nomads, zij lieten een tafel maken bij Handwerk, die daarna boodschappen deed bij Ekoplaza, waarna hun team uit eten ging bij het IJkgebouw. Het liep spaak toen het IJkgebouw belasting aan de gemeente dacht te kunnen betalen in Vix, maar dat komt vast ook nog wel.’


    Geld kun je sturen

    Voorbeelden genoeg, maar waar dient het nu allemaal toe, dat circulaire geld? Die vraag stel ik via Zoom aan Heidi Leenaarts, een van de mensen achter het door Coöperatie Circulair Geld Nederland gefaciliteerde United Economy-netwerk. Het netwerk maakt dit jaar een ontwikkeling door, vertelt Leenaarts, van een circulair-geldsysteem op landelijk niveau waarbinnen ondernemers elkaar betalen in ‘Uniteds’, naar een ‘beweging’ waarin de lokale groepen en het nationale netwerk samen komen ‘om de transitie te versnellen’.


    Lokaal, regio-gebonden geld, zoals de Vix, de Eusko of de Grama, is volgens Leenaarts slechts een van de vormen die ‘circulair geld’ kan aannemen. Leenaarts heeft het over het ‘bewust sturen’ van de geldcirculatie ‘zodat het specifieke doelen dient’. Dat kan het stimuleren van de lokale economie betekenen, maar bijvoorbeeld ook het aanmoedigen van ecologische duurzaamheid, zoals bij de United. ‘Met Uniteds kun je geen benzine tanken. Je kunt er wel elektrisch mee rijden. En je weet dat degene die jij betaalt in Uniteds daar ook niet mee kan tanken. Met “circulair geld” kun je bepaalde dingen stimuleren en bepaalde dingen uitsluiten die je liever niet wil, zoals fossiele brandstof.’


    De vraag is wel: wie bepaalt wie er wel en niet mee mag doen met het netwerk? Met andere woorden: wie is duurzaam genoeg? Leenaarts geeft aan dat United Economy geen keurmerk wil – en kan – zijn, maar dat deelnemers ‘oprechte duurzame ambities’ moeten hebben en transparant moeten zijn over de voortgang.


    Circulair geld


    36 gemeenten

    Aan circulair-geldprojecten dus geen gebrek in Nederland, maar heeft het enige substantie? Kunnen alternatieve betaalmiddelen nu of op termijn een serieuze rol gaan spelen, parallel aan of misschien wel concurrerend met de euro?


    Cijfers uit Zeist, Arnhem, Alkmaar en Utrecht suggereren dat het zo’n vaart nog niet loopt. In elk van de steden ligt het totale handelsvolume in circulair geld in 2022 onder de 50.000. Utrecht laat iets betere cijfers zien: 136.000 Utrechtse euro’s omzet verdeeld over 161 bedrijven. Het totale landelijke handelsvolume in circulair geld van bedrijven en particulieren die bij Coöperatie Circulair Geld Nederland zijn aangesloten (er zijn ook netwerken die zelfstandig opereren, zoals De Alternatieve Munt (DAM) in Rotterdam), ligt rond de 1 miljoen per jaar. Over het algemeen genomen, en zeker in vergelijking met succesprojecten uit het buitenland, blijft de omvang en impact van circulair-geldsystemen in Nederland tot nu toe bescheiden.


    Hoe komt dat? Of, misschien interessanter: waarom lukt het op andere plekken in Europa wel?


    Ik vraag het aan Iban Carricano van Euskal Moneta, de Frans-Baskische organisatie achter de Eusko, met bijna 5500 deelnemers en ruim vier miljoen in omloop het succesvolste circulaire geld van Frankrijk (van de honderden initiatieven). De populatie van Frans-Baskenland is met circa 300.000 mensen iets kleiner dan de stad Utrecht.


    Misschien hebben we straks, honderd jaar na het Wonder van Wörgl, wel te maken met een nieuw wonder.


    De allerbelangrijkste verklaring van het succes, legt Carricano me uit, is de gezamenlijke voorbereiding. ‘Voordat we überhaupt begonnen, hebben tien vrijwilligers het netwerk gedurende twee jaar lang opgebouwd, inclusief een paar grote campagnes zoals Choose the name of the local currency! Daar bedachten een paar honderd mensen samen de naam Eusko. Bij de lancering in 2013 was er al een actief netwerk van driehonderd deelnemers en honderd bedrijven die ter plekke in Eusko begonnen te betalen.’


    Carricano benadrukt ook de rol van lokale overheden. ‘Het duurde even voordat de eerste gemeente aansloot, maar inmiddels accepteren 36 gemeenten in de regio circulair geld en betalen ermee. Een interessant voorbeeld is de gemeente Ustaritz, dat een deel van de salarissen van alle gekozen gemeenteraadsleden en wethouders uitbetaalt in Eusko.’


    Circulair geld


    Muizenstapjes

    Overheden in Nederland lijken het doorgaans lastig te vinden om een vergelijkbare rol te pakken. Een paar jaar geleden wees burgemeester Aboutaleb een voorstel van de Partij van de Dieren tot deelname van de gemeente Rotterdam aan een circulair-geldnetwerk nog resoluut van de hand. Toch zijn er in de tussentijd muizenstapjes richting circulair geld aan te wijzen. De gemeente Alkmaar opende als eerste gemeente van Nederland een rekening in Cyclos. De gemeente Heerlen zette de actie Heerlens Heitje op, waarbij het vrijwilligers in lokale waardebonnen betaalt die alleen lokaal kunnen worden uitgegeven, feitelijk een vorm van circulair geld. En in Zeist ondersteunt de gemeente donaties aan lokale goede doelen in circulaire Herten.


    Maar de echte vonk lijkt te gaan komen van het Nationaal Programma Samen Nieuw-West in Amsterdam, een politiek-participatief samenwerkingsverband van bijna zestig organisaties, waaronder publieke instellingen als de gemeente en de politie, zorginstellingen en woningcorporaties, en ruim twintig bewonersorganisaties. STRO doet ook mee en het versterken van de lokale economie, gefaciliteerd door circulair geld, staat hoog op de agenda.


    Misschien hebben we straks, honderd jaar na het Wonder van Wörgl, wel te maken met een nieuw wonder, dit keer binnen de eigen landsgrenzen – het Wonder van West.


    Het bericht Iets anders dan de euro: alternatieve geldsystemen kunnen ongelijkheid bestrijden verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Sat, 07 Oct 2023 02:00:24 +0000
  • De topambtenaren achter het toeslagenschandaal blijven nog altijd buiten schot

    Nadat het toeslagenschandaal stapsgewijs aan het licht was gekomen, waarbij de levens van tienduizenden onschuldige burgers systematisch de vernieling in werden geholpen, met bittere armoede, torenhoge schulden, gedwongen huisuitzettingen, verwoeste huwelijken en zelfs zelfmoordpogingen onder getroffen kinderen tot gevolg, waren er misschien mensen die dachten: nu zal het kwartje wel gevallen zijn bij de betrokken ambtenaren van de Belastingdienst. Des te onthutsender was de hoorzitting met Peter Veld, oud-directeur-generaal, onder wiens verantwoordelijkheid de fraudejacht werd opgetuigd, deze week voor de parlementaire enquetecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening.


    Bij de eerdere verhoren van de parlementaire ondervragingscommissie die in 2020 de toeslagenaffaire zelf onderzocht, deden Peter Veld en zijn collega Gerard Blankestijn, oud-directeur Toeslagen, hun best de schuld in de schoenen te schuiven van het ministerie van Sociale Zaken, dat als opdrachtgever halsstarrig zou hebben vastgehouden aan de ‘alles of niets-benadering’ die nu eenmaal in de wet stond, ondanks de waarschuwingen waarmee de beide heren zouden zijn gekomen. Die houding leidde toen al tot grote woede bij de enquêtecommissie, die de stelling van de topambtenaren ‘hypocriet’ noemde: alsof incomplete en zoekgeraakte dossiers, het overschrijden van bezwaartermijnen, het aansporen van lager geplaatste ambtenaren om ‘langs de randen van de wet’ te opereren en het negeren en verzwijgen van waarschuwingen zoals het roemruchte memo-Palmen te wijten zouden zijn aan het ministerie van Sociale Zaken en niet aan de Belastingdienst zelf.


    Zelfs disciplinaire maatregelen bleven achterwege, terwijl dat niet alleen recht zou hebben gedaan aan de getroffen ouders en ambtenaren die zich wél schaamden voor de nietsontziende fraudejacht.


    Zo ging het deze week opnieuw. Andermaal kwam Peter Veld met louter ontwijkende antwoorden, zonder enig spoor van betrokkenheid bij de slachtoffers, zelfreflectie of schaamte voor wat er mede onder zijn verantwoordelijkheid in gang was gezet.


    Het was Renske Leijten, Kamerlid van de SP, die in januari 2020 tijdens een Kamerdebat over de reorganisatie van de Belastingdienst fel van leer trok tegen de ‘banencarrousel’: waarom waren betrokken ambtenaren na de toeslagenaffaire rustig doorgeschoven naar andere banen? Waarop premier Mark Rutte met stemverheffing betoogde dat het geen pas gaf zo over topambtenaren te spreken: het zou ‘beschadigend’ zijn om de ambtelijke top aldus ‘vogelvrij te verklaren’.


    In november 2019 onthulden Trouw en RTL dat medewerkers van de fiscus via de Beeldkrant, het intranet van de Belastingdienst, opriepen tot disciplinaire straffen of zelf strafrechtelijke vervolging tegen leidinggevenden in de ‘hogere echelons’ die de onmenselijke praktijken lieten ontstaan. Er werd niets met die herhaalde oproepen gedaan, de betrokken ambtenaren werden jarenlang en nog steeds vakkundig uit de wind gehouden. Zelfs disciplinaire maatregelen bleven achterwege, terwijl dat niet alleen recht zou hebben gedaan aan de getroffen ouders maar ook aan de ambtenaren die zich wél schaamden voor de nietsontziende fraudejacht.


    Zo werkt het in Nederland, het land waar niemand de baas is: als iedereen een beetje schuldig is, is niemand schuldig, en kunnen we rustig over tot de orde van de dag, alsof er niets is gebeurd.


    Het bericht De topambtenaren achter het toeslagenschandaal blijven nog altijd buiten schot verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Fri, 06 Oct 2023 03:00:16 +0000
  • Er is geen bestemming meer voor alle kleding die we produceren



    Dit verhaal is ook te beluisteren.



    Onder een golfplaten dak staat een rijtje naaimachines. De twee voorste machines worden bediend door Marian El Mourabit en Ramzi Al Moer uit Turkije en Syrië, allebei al decennia werkzaam in de textielsector. Zij krijgen daarom de moeilijkste klussen van coördinator Ton Stevens, een hippe twintiger die met gemillimeterd haar en een gebreid mouwloos shirt tussen de tafels doorloopt. Hij somt op waar de negen medewerkers vandaag mee bezig zijn. ‘Bakri herstelt een tunnel voor het elastiek aan de onderkant van een jas. Halina en Xiao Hua zijn allebei bezig een gat te repareren.’


    Stevens heeft mode gestudeerd en zou dit werk in theorie ook allemaal kunnen. ‘Maar zij zijn er veel beter in dan ik,’ lacht hij. ‘Ze hebben jarenlange ervaring.’ In het United Repair Centre komen de vaak in het buitenland opgedane vaardigheden goed van pas. Dit repareerwerk verkleint de afstand van de medewerkers tot de Nederlandse arbeidsmarkt én helpt de textielkringloop beter te sluiten. Het gebeurt midden in Amsterdam waar menig toerist buiten zoekt naar de ingang van de populaire Foodhallen. Waarom zou je hiér kleding repareren? ‘We zoeken nog naar meer ruimte, want we zijn deze locatie ontgroeid,’ zegt oprichter Thami Schweichler met een Braziliaans accent. Hij maakt hier al jaren zo duurzaam mogelijke kleding met Makers Unite en begon een half jaar geleden het United Repair Centre. ‘Op deze locatie krijgen we wel veel zichtbaarheid. We zitten onder de vleugel van een duurzame modeopleiding en er komen overheden, organisaties en merken op bezoek.’ Zo hoopt Schweichler iedereen mee te krijgen in wat hij de ‘repair movement’ noemt. ‘Het is duidelijk dat textiel een van de meest vervuilende industrieën ter wereld is. We produceren jaarlijks ongeveer zeven keer meer dan wat er nodig is. We moeten dus van een hele oude industrie veranderen in een circulaire, die werkt met bestaande grondstoffen en materialen. Maar voordat de boer stopt met katoen produceren hebben we nog een lange weg te gaan. Die begint bij jou en mij, de consument. Wij moeten onze kleding beter gaan bewaren.’


    Hergebruik textiel


    Chemische recycling

    Dat is een heel ander startpunt dan dat van waaruit grote bedrijven proberen de textielketen te sluiten, vertelt Leslie Harwell. Ze is medeoprichter van het Amerikaanse fonds Alante Capital, voor investeringen in de verduurzaming van de mode-industrie. ‘Met tien jaar ervaring als bankier leerde ik dat financiering als gereedschap kan dienen,’ zegt ze. Alante Capital zet investeringen in voor een betere relatie tussen kledingmerken, hun toeleveranciers en de rest van de planeet. ‘We focussen op grote kledingmerken,’ zegt Harwell. ‘Want daarmee maak je de meeste impact.’ Die grote merken kijken vooral naar CO2-uitstoot. Maar ook naar de omschakeling naar een circulaire economie, op verschillende punten in de nu nog lineaire keten. Ze zoeken bijvoorbeeld naar nieuwe materialen om kleding mee te produceren. Harwell: ‘Zo’n 80 procent van de kleding bevat polyester en dat komt meestal van nieuwe olie. De industrie kijkt hoe dat kan veranderen.’ Zo wordt er tegenwoordig kleding gemaakt met gerecyclede PET-flessen en investeerde Alante Capital ook in een bedrijf dat kleding weet te maken van het broeikasgas methaan, dat door microben wordt omgezet in plastic waar vezels van worden gemaakt. Iets verderop in de keten wordt ook gekeken naar manieren om de overproductie te beperken. Harwell: ‘Dat is een belangrijk onderdeel van de rekensom, want er wordt veel meer geproduceerd dan er wordt verkocht. Dat gebeurt bijvoorbeeld als er te veel wordt gemaakt van dezelfde maat, als een kleur of stijl niet aanslaat of als bedrijven een minimumhoeveelheid van een product bestellen tegen een lage stuksprijs.’


    Alante Capital zoekt nog naar een innovatief bedrijf dat helpt de inkoop beter af te stemmen op de daadwerkelijke verkoop. Verder is Harwell enthousiast over nieuwe wetgeving die kledinggiganten verplicht te weten waar hun kleding precies vandaan komt. ‘Merken gebruiken daarvoor nieuwe technologieën om bijvoorbeeld moderne slavernij tegen te gaan, maar ze kunnen die informatie over de keten voor veel meer gebruiken. Een digitaal ID voor kledingstukken kan bijvoorbeeld helpen bij het doorverkopen ervan.’


    Het is een andere schakel in de textielketen waar Harwell veel ziet veranderen: de tweedehands kledingmarkt. Platforms zoals Vinted hebben bewezen dat die markt er is en kledingmerken willen een graantje meepikken. Zo kunnen klanten van sommige winkels of merken tegenwoordig een eerder gekocht product makkelijk digitaal aanbieden voor doorverkoop, inclusief alle informatie die in het digitale kleding-ID zit. Startups koppelen oude en nieuwe klant aan elkaar en sturen een verzendlabel, zodat de kleding direct kan worden doorgestuurd. Winkels of merken krijgen daar een commissie voor. ‘Zo stappen merken ook in de circulaire economie en helpen ze het gedrag van klanten veranderen,’ zegt Harwell. Maar de écht grote sprong naar een circulaire textielketen komt volgens haar als de chemische recycling op gang komt. ‘Daar worden fabrieken voor gebouwd die over zo’n drie tot vijf jaar actief worden. Dan zal vezel-tot-vezelrecycling op een compleet andere schaal gebeuren en een deel van de markt overnemen.’


    Nieuwe stijlen

    Het klinkt allemaal veelbelovend om de kringloop van textiel te sluiten: meer gerecyclede grondstoffen, meer doorverkoop en meer recycling. Maar het zijn wel hele andere punten dan waar het United Repair Centre op mikt: een langdurige omgang van consumenten met hun kleding. Hoe verhouden die aanpakken zich tot elkaar als het gaat om het sluiten van de kringloop? Nederland wil in 2050 een circulaire economie hebben. Dat betekent geen afval meer creëren of nieuwe grondstoffen gebruiken, ook in de textielketen. Om inzichtelijk te maken wat dat inhoudt, verwijzen Rijksoverheid en veel circulaire ondernemers naar de zogenoemde R-ladder. Dat model zet een hele rij circulaire processen – steeds met een Engelse naam en een R als eerste letter – hiërarchisch onder elkaar. Want niet allemaal boeken ze evenveel winst richting een circulaire economie. Relatief weinig impact maak je met de R van recycling. Die R bungelt onder aan de ladder, nog net boven de R van Recover, oftewel: het terugwinnen van energie door verbranding. Je kunt afgedankte kleding vóórdat je die gaat recyclen beter eerst Refurbishen, Repareren of opnieuw in gebruik nemen, bijvoorbeeld door een nieuwe eigenaar (Reuse). Nóg beter is om van een materiaal zoals textiel gewoon minder te verbruiken (Reduce), door er langer mee te doen. Of door het zelfs níét meer te gebruiken (Refuse). Als de productie en de verkoop van kleding door de bovenste R’en vermindert, is er een stuk minder energie en planning nodig om alle afgedankte kleding op te halen, te sorteren en opnieuw te verwerken met de onderste R’en. Kortgezegd: de bovenste R’en maken de kringloop kleiner en dat maakt het makkelijker om de eindjes van de hele kringloop aan elkaar te knopen. Overigens zijn voor het sluiten van de kringloop (en niemand denkt echt dat dat volledig is gelukt in 2050) wel álle stappen nodig.


    Bij textiel gaat het met de bovenste R’en niet goed. We zijn de productie en verkoop van kleding nog lang niet aan het terugschroeven. Integendeel. De verkoop van kleding is de eerste vijftien jaar van deze eeuw wereldwijd zelfs verdubbeld, volgens een rapport van de Europese Commissie. Wereldwijd daalde ook het aantal keren dat een nieuw kledingstuk in totaal wordt gedragen met 36 procent, volgens een rapport uit 2017 van de Ellen MacArthur Foundation en de Circular Fibres Initiative. Die daling zien we voornamelijk in China, in Europa daalde het gemiddeld aantal draagbeurten van een kledingstuk tussen 2005 en 2015 van iets meer naar iets minder dan honderd keer. Dat komt door de opkomst van fast fashion. Kleding komt voor steeds lagere prijzen op de markt en wordt steeds sneller ververst met nieuwe stijlen. Dat komt de kwaliteit van de kleding vaak niet ten goede, maar de verkoopcijfers natuurlijk wel.


    Hergebruik textiel


    Een betere voetafdruk

    Het is een lastig punt in de omschakeling naar een circulaire economie. Ondanks allerlei duurzame ambities zijn maar weinig bedrijven intrinsiek gemotiveerd tot minder vérkoop. Ook de verduurzamingstrends die Harwell schetst, stuwen de verkoopcijfers misschien eerder op dan dat ze die doen dalen. Als het makkelijker wordt om afgedankte kleding door te verkopen, hebben klanten sneller ruimte voor nieuwe items in de kast. Wie tweedehands kleding koopt, vermijdt daarmee niet automatisch het kopen van nieuwe kleding. Volgens een onderzoek in opdracht van Vinted komt een aankoop via het platform in 39 procent van de gevallen in de plaats van een nieuwe aankoop. Bijna twee derde van Vinted-koopjes slankt de verkoopcijfers dus niet af, maar vult die aan, met steeds éxtra transport tussen de wisselende eigenaren.


    'Het is nu veel makkelijker voor een consument om nieuwe kleding te kopen dan om kleding goed te bewaren, te repareren of schoon te maken.’


    En dan de recycling waar Harwell enthousiast over is: die is uiteraard nodig om het einde van de kringloop weer aan het begin te knopen. Maar als de hoeveelheid te recyclen kleding ondertussen blijft toenemen, kost al dat recyclen wel erg veel energie. Want wat betreft het kléiner krijgen van de kringloop draagt recyclen weinig bij. Het zou zelfs kunnen dat er meer verkocht wordt als consumenten denken dat gerecyclede of recyclebare kleding toch duurzaam is.


    ‘Recycling helpt niet om het verantwoordelijkheidsgevoel van consumenten te verhogen,’ zegt Schweichler vanachter een werktafel in het United Repair Centre. Met zijn kledingreparaties wil hij juist dat verantwoordelijkheidsgevoel van consumenten verhogen. ‘De marketing van merken is erop gericht om sneller, makkelijker en goedkoper te kopen. Niet om te stimuleren dat consumenten hun kleding langer laten meegaan. Het is nu veel makkelijker voor een consument om nieuwe kleding te kopen dan om kleding goed te bewaren, te repareren of schoon te maken.’


    Het United Repair Centre heeft een IT-systeem waarmee repareren een stuk makkelijker gaat dan via de ouderwetse kleermaker. Klanten sturen een kledingstuk op met een uitgeprint verzendlabel en krijgen dat na ruim een week weer thuisgestuurd. Soms betaalt het merk via garantie, soms betaalt een klant zelf. Schweichler werkt direct met merken om een ‘reparatiestrategie’ op te zetten. Zo helpt hij hen aan een betere voetafdruk. ‘Elk kledingstuk dat gerepareerd wordt voor hergebruik, goed voor negen maanden extra gebruik, bespaart ongeveer 30 procent van z'n eigen voetafdruk.’


    De merken krijgen ook inzicht in de data over benodigde reparaties. Dat kan hen helpen om bétere kleding te maken. ‘Welke type kleding wordt veel gerepareerd? Zijn er bepaalde collecties die vaker stuk gaan?’ Schweichler ziet veel animo bij bedrijven om met reparatie aan de slag te gaan, ook al is het niet makkelijk. ‘Sommige merken denken dat klanten dan dus mínder gaan kopen. Maar dat is het korte-termijnperspectief.’ Een reparatieprogramma bindt volgens Schweichler klanten. ‘Klanten gaan terug naar een merk dat ze kunnen vertrouwen.’ Het merk Patagonia – dat United Repair Centre hielp oprichten – biedt levenslange garantie op producten. Andere merken waar het reparatieteam in Amsterdam mee werkt, zijn Scotch & Soda en Decathlon. Het zijn wel vooral de duurdere merken, want goedkope kleding in Nederland repareren ‘lukt simpelweg niet,’ zegt Schweichler. ‘Een T-shirt voor vijf euro ga je niet voor tien euro laten repareren.’


    Schimmels

    Er worden bij het United Repair Centre nu tachtig tot honderd items per dag gerepareerd, dat zijn zo’n 25.000 items per jaar. Dat moeten er snel meer worden. Over anderhalf jaar start waarschijnlijk een reparatie-opleiding voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. ‘We willen honderd mensen aan het werk helpen,’ zegt Schweichler. Dat is nog altijd zijn hoofdmotivatie en daar biedt de circulaire economie goede mogelijkheden voor. Zuiniger omgaan met materialen gaat vaak gepaard met meer werkgelegenheid in logistiek, sortering en reparatie. Schweichler ziet veel nieuwe diensten waar reparatie een belangrijk onderdeel van is. ‘Een abonnement op kleding, tweedehands winkels, buy back-programma’s waarin je kleding kunt terugsturen aan winkels.’ Hij verwacht dat de kledingindustrie gaat veranderen door de nog dit jaar verwachte ‘uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel’. Vanuit de overheid worden daarmee – in navolging van onder meer producenten van plastic verpakkingen en elektronica – ook producenten van textiel verantwoordelijk gehouden voor al het afval dat zij produceren.


    De berg afgedankte kleding eindigt nu vaak op vuilnisbelten in Afrikaanse landen, waarvan allerlei foto’s en documentaires het internet overgaan. Schweichler: ‘Het geeft consumenten misschien een goed gevoel om kleding in een textielbak te gooien, maar er komen wekelijks tien miljoen T-shirts aan in Ghana. Waar ga je die laten? We moeten de hele structuur van consumptie en gebruik van kleding veranderen, omdat er geen bestemming meer is voor alles wat we produceren.’


    Mirjam Niessen van Stichting DOEN heeft de bergen textiel met eigen ogen zien liggen. Ze komt net terug uit Oost-Afrika, waar ze een van de organisaties bezocht die Stichting DOEN financieel steunt. Met geld van de Postcode Loterij financiert Stichting DOEN startups en organisaties door middel van leningen of investeringen. ‘Het geld dat terugkomt, gaat gelijk weer de stichting in,’ zegt Niessen er snel bij.  Textiel is één van de sectoren die Stichting DOEN probeert te verduurzamen, ook met het oog op circulariteit. Zo hielp de stichting laatst een startup die het digitaal passen van kleding makkelijker maakt. Niessen: ‘Vaak bestellen mensen kleding online in verschillende maten. Wat niet past, sturen ze weer terug.’ Al die teruggestuurde pakketjes zorgen voor extra transport en extra werk. In sommige gevallen levert het verwijderen van haren en stofjes, het dichtmaken van knopen en ritsen en het opnieuw opvouwen en verpakken een webshop minder op dan het kledingstuk gewoon maar te vernietigen. Cijfers hierover zijn onbekend, maar het vernietigen van onverkochte kleding is al jaren gangbaar in de textielindustrie, beschrijft de wetenschappelijke publicatie Fashion’s Destruction of Unsold Goods: Responsible Solutions for an Environmentally Conscious Future. ‘Als je dus maar één maat hoeft te bestellen, scheelt dat veel,’ zegt Niessen. Stichting DOEN financiert ook winkels die hun kleding in abonnementsvorm aanbieden. Een inmiddels klassiek voorbeeld is MUD Jeans, die spijkerbroeken verhuurd, gemaakt van biologisch en gerecycled katoen. Voordeel van zo’n leasemodel is dat de verkoper zélf eigenaar blijft van het product en er dus baat bij heeft om dit zo te ontwerpen dat het niet snel kapot gaat en anders goed te repareren en uiteindelijk goed te recyclen is. Andere bedrijven in de lijst van Stichting DOEN maken nieuwe kleding van oude kleding of van hele andere materialen, zoals mycelium, het snelgroeiende netwerk van schimmels.


    Hergebruik textiel


    Afval exporteren

    Lang niet alle startups die Niessen langs zag komen, hebben het gered. ‘Ik wens duurzame ondernemers echt een beter businessmodel toe,’ zucht ze. ‘Het is moeilijk opboksen tegen de fast fashion-industrie die elke drie weken nieuwe producten op de markt kwakt, voor een derde van de prijs en mindere kwaliteit. Er moet een overheid komen die zegt: dit kan niet.’


    De verminderde kwaliteit zit volgens Niessen bijvoorbeeld in chemische kleuring van stoffen en de samenstelling van materialen. ‘Katoen kun je heel goed hergebruiken. Polyester minder. Een mix ervan is nauwelijks nog te recyclen.’


    Dat wordt in veel gevallen ook niet eens geprobeerd, zoals bij de tot balen geperste afgedankte kleding die naar Afrika wordt verscheept. Niessen: ‘Daar is een volledige industrie gericht op ons afval. Mensen – vaak hele arme mensen – kopen zo’n baal van duizenden kledingstukken en halen er misschien nog vijftig bruikbare items uit. De rest wordt gestort en ligt daar de rivieren te vervuilen. Dat is echt een groot probleem.’


    De kleding komt deels uit onze textielbakken. Niessen: ‘Het is een businessmodel, die bakken op straat. Een groot deel van de omzet van het Leger des Heils komt van het verkopen van die kleding aan Afrika. Ze doen er prachtige dingen mee natuurlijk, maar het is wel een raar verdienmodel.’ Niessen vraagt zich inmiddels af of je textiel niet beter in de vuilnisbak kunt gooien. ‘Hier hebben we nog een redelijke infrastructuur voor afval. Het belandt hier niet in de Amstel. Je zou van afgedankt textiel ook meubelvulling of isolatiemateriaal kunnen maken. Die infrastructuur bestaat hier wel, maar we maken er geen gebruik van omdat het meer oplevert om te verkopen aan Afrika. Zo exporteren we echt ons afval.’


    Onacceptabele onvolkomenheid

    Volgens Peter Koppert, innovatie- en duurzaamheidsmanager van textielbranchevereniging Modint, is het ook weer niet zo slecht gesteld met de textielbakken. ‘De grote organisaties achter die bakken, zoals Sympany en Leger des Heils ReShare, hebben een heel goed afzetsysteem richting Afrikaanse landen. Zij garanderen dat het op tweedehands markten komt.’ Hij wijst naar de overheidscijfers die hierover bekend zijn. Van al het afgedankte textiel dat in Nederland gescheiden wordt ingezameld – dat is minder dan de helft – gaat ongeveer de helft naar het ‘internationale handelssysteem’. Dat komt neer op 20 procent van al het afgedankte textiel in Nederland. De andere helft van het ingezamelde textiel wordt grotendeels gerecycled tot poetsdoeken of isolatiemateriaal (15 procent van het totaal) of wordt verbrand (zo’n 10 procent van de gescheiden inzameling). Waar het volgens Koppert soms wel misgaat, is bij de sortering van het textiel, die vanwege de arbeidskosten vaak gebeurt in Oost-Europa. ‘Er moet scherp gesorteerd worden op daadwerkelijk verkoopbare tweedehands kleding,’ zegt Koppert. ‘Een deel van het internationale handelssysteem denkt geld te verdienen door niet verkoopbare kleding bij verkoopbare kleding te stoppen. Dan zijn ze het kwijt en hoeven ze het niet als afval af te voeren.’


    Koppert werkt mee aan de Stichting UPV Textiel, waar bedrijven zich kunnen aansluiten voor het collectief uitvoeren van de aankomende uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Die UPV gaat voornamelijk over de percentages van hergebruik en recycling. Die moeten omhoog. In 2025 moet niet 35 maar 50 procent van al het textiel hergebruikt of gerecycled worden. ‘Dat is een ontzettende uitdaging,’ zegt Koppert. De grootste winst zit volgens hem in het beter gescheiden ophalen van textiel. Nu wordt nog bijna de helft in de afvalbak gegooid en belandt dus in de verbrandingsoven, de onderste R in de ladder: Recover. Koppert: ‘De consument moet meer bewust worden gemaakt. Daarom willen we ook meer via winkels inzamelen.’


    ‘We kunnen wel met de vinger gaan wijzen, maar de consument koopt het. Niet iedereen kan zich tijdloze en duurzame kleding veroorloven.’


    Een andere grote uitdaging in de UPV is de bestemming van gebruikt textiel. Waar het leeuwendeel nu nog richting Afrika gaat, moet straks de helft in Nederland blijven. Koppert ziet het niet zo snel gebeuren. ‘Het een groot vraagteken of er in Nederland zo’n grote marktvraag is naar tweedehands kleding.’


    De bergen westerse textiel op Afrikaanse vuilnisbelten noemt hij een ‘onacceptabele onvolkomenheid’. Maar hij vindt het tegelijkertijd raar dat dat nu op het bordje komt van de producenten. ‘Geen bedrijf heeft gevraagd om die export naar Afrika. En nou moeten wij wel verantwoordelijkheid gaan nemen om dat op te lossen.’ Op de opmerking dat de producenten er wél voor zorgen dat er steeds meer en steeds slechter textiel op de markt komt, reageert hij geprikkeld. ‘We kunnen wel met de vinger gaan wijzen, maar de consument koopt het. Niet iedereen kan zich tijdloze en duurzame kleding veroorloven.’ Er is volgens Kopper marktvraag naar scherp geprijsde kleding, maar er is ook meer bewustzijn nodig over de afvalberg. ‘Daarom hebben we uitgesproken dat we daarvoor verantwoordelijkheid nemen.’


    Hergebruik textiel


    Gemiste kansen

    De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is geen keiharde maatregel. Producenten worden vooral verplicht tot een bijdrage voor het opruimen van textielafval. Dat kán nog een stuk ambitieuzer, denkt Tweede Kamerlid Kiki Hagen van D66. Ze heeft zich de afgelopen jaren veel beziggehouden met duurzaam textiel en is het regelmatig oneens met staatsecretaris Vivianne Heijnen (CDA). Hagen: ‘In die UPV staat niet: “Beste makers uit de kledingindustrie. Dit is het ecodesign waar je je aan moet houden om te zorgen dat we je product heel lang kunnen gebruiken en weer makkelijk uit elkaar kunnen halen.”’


    Het is een van de punten waarop Hagen wil dat de overheid zich steviger opstelt. Andere gemiste kansen ziet ze in de manier waarop het geld voor het UPV-fonds wordt ingezameld en waar het heen gaat. Producenten en importeurs betalen straks aan het fonds per kilo textiel die ze op de markt brengen. Hagen: ‘Je kunt daarin natuurlijk differentiëren, bijvoorbeeld dat producenten van duurzame kleding minder betalen per kilo. Een deel van de opbrengst van het fonds kan naar duurzame innovaties.’


    Hagen spreekt veel innovatieve textielstartups over wat hen in de weg staat. ‘Klacht nummer één is dat we grondstoffen niet belasten en arbeid wel,’ zegt Hagen.


    Ook de manier waarop de CO2-uitstoot van een product wordt berekend, maakt het nu aantrekkelijker om een primaire grondstof te gebruiken dan om ergens een reststof op te halen. De opslag van gebruikt textiel is bovendien moeilijk, want wegens brandgevaar moeilijk te verzekeren.


    Hagen wil ook veel veranderen in de transparantie van bedrijven over de herkomst van hun stoffen, zodat consumenten beter kunnen kiezen. Ze noemt Zeeman als voorbeeld van een bedrijf dat daar open over is. Zelf koopt Hagen sinds begin dit jaar overigens geen nieuwe kleding meer. Ze zit in een Clothing Loop waarbij een tas afgedankte kleding rondgaat van buurvrouw naar buurvrouw.  ‘Fantastisch.'


    Hergebruik textiel


    Ontspullen

    Als zulke initiatieven inderdaad leiden tot minder nieuwe aankopen, maken ze de totale textielkringloop kleiner en dus makkelijker te sluiten. Maar dat is lang niet altijd het geval, zegt wetenschapper Samira Iran. Ze onderzoekt duurzame modeconsumptie aan de technische universiteit in Berlijn en schreef onder meer mee aan het onlangs verschenen rapport Unfit, Unfair, Unfashionable: Resizing Fashion for a Fair Consumption Space. Daarin worden meerdere duurzame kleedgewoonten onderzocht, zoals het verantwoord weggooien van oude kleding, kleding minder wassen en tweedehands kleren kopen. De meeste impact komt – niet verassend – van mínder nieuwe kleren kopen. Maar hoe krijg je consumenten zo ver?


    ‘Minder kleren betekent bijvoorbeeld dat je ’s ochtends minder lang hoeft na te denken over wat je aantrekt, en je bent minder tijd kwijt aan shoppen.’


    ‘Er zijn verschillende factoren die dat gedrag beïnvloeden,’ zegt Iran. ‘Een belangrijke reden waarom mensen minder willen bezitten en dus gaan “ontspullen” is frustratie.’ Dat is niet per se frustratie over de kledingindustrie. Iran: ‘Het gaat meer om egoïstische waarden. Mensen raken gefrustreerd als ze door hun kleding of andere spullen te weinig ruimte of geen overzicht meer hebben.’


    Veel spullen bezitten staat bovendien in de weg van wat mensen in enquêtes steeds weer aangeven als hun grootste verlangens: meer vrije tijd en vrijheid. Iran: ‘Minder kleren betekent bijvoorbeeld dat je ’s ochtends minder lang hoeft na te denken over wat je aantrekt, en je bent minder tijd kwijt aan shoppen.’


    In de jaren zeventig was er een ‘vrijwillige eenvoud’-trend te zien onder de westerse bevolking. Sinds opruimcoach Marie Kondo bekend werd – rond 2014 – is daar volgens Iran opnieuw interesse in. Bij welke groepen is moeilijk te zeggen. ‘In een citizen science-project over ontspullen bleek bijna de helft van onze populatie vijftig jaar of ouder: ouders of grootouders die in hun leven veel spullen hadden opgehoopt.’


    Educatie en bewustzijn over ontspullen helpt, volgens Iran. Maar tegelijkertijd veranderen mensen niet makkelijk hun gedrag en moeten opties voor ontspullen wel makkelijk beschikbaar zijn. Iran: ‘Denk aan langer houdbare kleding en meer collaboratieve opties, zoals huren of delen.’ Ze vindt het zonde dat verduurzamingsplannen voor de mode-industrie vaak gaan over de productiekant en weinig over consumptie. ‘Overheidsingrijpen is daar natuurlijk ook belangrijk, maar zolang consumenten niet meedoen, wordt het lastig om doelen te halen.’


    Het bericht Er is geen bestemming meer voor alle kleding die we produceren verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Thu, 05 Oct 2023 02:00:48 +0000

  • Google Nieuws over Vrij Nederland:

  • "Vrij Nederland" - Google News
    Google News

  • Local Time

    Films op TV

    Categorieen 2 (25)
    Alternatief (443)
    Dagbladen (587)
    Economie (359)
    Energie_en_Klimaat (236)
    Entertainment (144)
    Europa (130)
    Evenementen (182)
    Horoscoop (12)
    ICT (193)
    Internet (378)
    LF2018 (209)
    Maatschappij (20)
    Muziek (10)
    Overheid (104)
    Politiek (70)
    Sport (134)
    Tech (29)
    Trends (40)
    TV (225)
    Valletta2018 (165)
    Weersberichten (23)
    Wetenschap (543)
    World (438)
    Zakelijk (67)
    Zorg (547)

    Regio (20)
    Africa (29)
    Belgie (66)
    Benelux (10)
    China (10)
    Drenthe (26)
    England (29)
    Europa/Belgie (204)
    Europa/Duitsland (63)
    Europa/Engeland (96)
    Europa (99)
    Friesland (557)
    Groningen (41)
    Malta (165)
    Midden_Oosten (25)
    Nederland (2498)
    World/England (29)
    World (1189)
    World/Japan (38)
    World/Rusland (29)
    World/USA (85)
    Google Ads

    Google Ads

    [ WH-Home ] [ News Home ] [ maandag ] [ dinsdag ] [ woensdag ] [ donderdag ] [ vrijdag ] [ zaterdag ] [ zondag ] Zoeken

    Watersportholland News Headlines 2024
    You surf, we serve.
    We much appreciate comments and bug reports.
    woensdag 24 april 2024 13:39:29