top
Archief: maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag
[ Home ] [ Dagbladen ] [ Vacatures ] [ Weersberichten ]

het is vandaag vrijdag 19 april 2024 19:45:02

Nieuwsarchief van afgelopen woensdag 11 oktober 2023 17:49:21

klik hier voor het nieuws van vrijdag

Weersverwachtingen voor Columbus

aan deze site wordt momenteel nog gewerkt!

Chinese (Simplified)DanishDutchEnglishFrenchGermanIndonesianItalianPortugueseSpanish
Nieuwsbronnen (277)

Alternatief (26)
Blikopnosjournaal.blogspot
bou.blog
bovendien.com
dagelijkse standaard
De Nieuwe Realist- Joost Niemoller
De Stille Waarheid.nl
DrudgeReport.com
E.J.Bron Vertalingen
earth matters
Eunmask.wordpress.com
Fok.nl
Gatestoneinstitute.org
Geenstijl.nl
het kan wel.net
hoezithetnuecht.nl
Lowtechmagazine
naturalnews.com
Newstarget.com worldnews
pieterstuurman.blogspot
Sargasso.nl
Veterans Today
Vice.com
Wanttoknow.nl
Wearechange.nl
welingelichtekringen.nl
Worldunity.me

Dagbladen (28)
360mag.nl
algemeen dagblad
BNdestem.nl
Der Spiegel
De Morgen
de standaard
Elsevier Weekblad.nl
Groene Amsterdammer
hln
hp de tijd
Knack.be
Leeuwarder Courant
Leeuwarder Courant Cultuur
Leeuwarder Courant Friesland
Metronieuws
nieuws.nl
nieuwsblad.be binnenland
nrc economie
nrc.nl
NRC Cultuur
Ongehoord Nederland
parool
Parool Media
Trouw.nl
Volkskrant Cultuur
Volkskrant Nieuws
Volkskrant Opinie
Vrij Nederland

Economie (18)
bank.blog.nl
Beurs.nl
boerenbusiness.nl
Dnb.nl Nederlandse Bank Nieuws
Financial Times Global Economy
Financial Times Europe
Financieel Dagblad
followthemoney.nl
Fondsnieuws.nl
gata.org
Leeuwarder Courant Economie
Nieuwsblad.be Economie
nos economie
Nu.nl Beurs
Nu nl Economie
Toprankblog.com
Yahoo Finance
zerohedge.com

Energie en Klimaat (11)
alternative-energy-news.info
climatedepot.com
Duurzaambedrijfsleven.nl
duurzaamnieuws.nl
Eneco Newsroom
essent nieuws
Fluxenergie.nl
Klimaatgek.nl
Nulpuntenergie.net
Staatvanhet-klimaat.nl
Wattsupwiththat.com

Entertainment (8)
DamnCoolPics
foksuk
Loesje
optical illusians
Reddit.com
The Oatmeal
Themost10.com
Wonderlist.com

Europa (7)
Daily Express
Daily Mail
Die Zeit
El Pais
Frankfurter Allgemeine
Independent.co.uk World
the guardian

Evenementen (10)
Eventplanner.nl
festileaks.com
festivalinfo - agenda
Frieslandhollandnieuws.nl
friesnieuws.nl
Fries Museum Fotos Flickr
Nu.nl Friesland en Groningen
Partyflock Groningen
Partyflock Leeuwarden
theater sneek

Horoscoop (1)
Jouw Horoscoop

ICT (9)
Computable.nl
Computeridee
emerce
pcmweb.nl
Security.nl
Slashdot
Tweakers.net
Virus Alert.nl
ZDnet Benelux

Internet (21)
Alarmeringen Drenthe
alarmeringen friesland
Alarmeringen Groningen
alarmeringen politie nl
Finsteropfryslan.frl
Google News Nederland
Google News NL
Google News Voorpagina
Joop.nl Nieuws en Opinie
Liwwadders
nieuwsdump.nl
Nu nl Algemeen
Nu nl Binnenland
Nu nl Buitenland
Nu nl Cultuur
Nu nl Internet
Nu nl Opmerkelijk
opiniez.com
Skynet.be Nieuws Belgie
suksawat.nl
the post online nieuws

LF2018 (7)
Blokhuispoort.nl - Blog
Friesland2018 op Flickr
Google News Leeuwarden 2018
Google News LF2018
Google News Reuzen Royal de Luxe
Leeuwarden2018 op Flickr
LF2018 op Flickr

Maatschappij (2)
Activistpost.com
Transitiontowns.nl

Muziek (1)
Festivalinfo Nieuws

Overheid (5)
0
Politie.nl Fryslan Gezocht
Politie.nl Landelijk
Provincie Fryslan
RIVM Nieuwsberichten

Politiek (4)
Businessinsider.nl - Politiek
Europa.eu Press releases
Europa.eu Research and Innovation
NOS Politiek

Sport (7)
ad sportwereld
Eredivisielive.nl
Leeuwarder Courant Sport
Maxverstappen.net
Nieuwsblad.be Snelnieuws
NOS Sport
Sportinnederland.com

Tech (4)
Businessinsider.nl - Tech
Fablab.nl
Frysklab.nl
Sciencemag.org - Tech

Trends (3)
Frankwatching.com
SmallBusinessTrends
trendwatching.com

TV (15)
BNR Radio
Dailymail TV Showbizz
Films Op TV
filmvandaag - bioscoopoverzicht
Filmvandaag - Vandaag op TV
Geenstijl TV
GPTV Friesland
humo
Mediacourant
nos algemeen
NOS Headlines
Omrop Fryslan
RTL Nieuws NL
Topdocumentaryfilms
zappen.blog

Valletta2018 (5)
Google News Malta2018
Google News Valletta2018
Malta Independent.com.mt
Malta2018 op Flickr
valletta2018 op Flickr

Weersberichten (4)
Buienradar
KNMI nieuws
knmi waarschuwingen
KNMI weer

Wetenschap (23)
Algemeen Dagblad Wetenschap
Astroblogs.nl
Big Think.com
Dailymail Science
Discovermagazine.com - Technology
Google News Wetenschap
kennisland
Knack.be Wetenschap
Newscientist.com
Newswise.com Latest
Newswise.com Science
NOS Tech
Nporadio1.nl Wetenschap
NuTech.nl
Nu nl Wetenschap
Openculture.com
Quest.nl
ScienceAlert - Latest
Sciencedaily.com
scientas.nl
Universiteit van Nederland
Visionair
Volkskrant Wetenschap

World (23)
AllAfrica
Al Jazeera
BBC World
CBS News
Chinapost.nownews.com - Taiwan
CNN Topstories
CNN World
Free Domain Radio
Intellihub
James Corbett Articles
Jim Rogers
John Pilger
Liveleak VideoNews
Michael Moore
NOS Buitenland
Peter Schiff
Population
Russia Today
The Corbett Report
Washington Post World
Webster Tarpley
Yahoo News
yahoo topstories

Zakelijk (5)
Businessinsider.com All
Businessinsider.nl - Finance
Businessinsider.nl - Ondernemen
Marketupdate.nl
Newswise.com Business

Zorg (30)
Ahealthylife.nl
Artsenapotheker.nl Kanaal 1
Artsenapotheker.nl Kanaal 2
dailymail heath
Europa.eu Health
fryzo aanmeldingen
GGZ Nieuws.nl
Goedgezond.info
Google News Corona
Google News Gezondheid
Google News Kanker
healthbytes.me
Healthwatch.nu Gezondheidswaakhond
Healthyfoodteam.com
inkazo.nl
IOCOB-complementaire en alternatieve geneeskunde
Kloptdatwel.nl
Knack.be Gezondheid
Nationalezorggids.nl
Newswise.com MedNews
Nu nl Gezondheid
Psychcentral.com
Psychcentral.com Blog
Psychologiemagazine.nl
Psychologytoday.com
Rechtopgezondheid
Skepsis.nl
Stichtingmediwiet.nl
Weston A. Price
zorgkrant.nl


10 items in de category Vrij_Nederland in woensdag     De links 1 t/m 10.
 
Nederland: Vrij Nederland: [ Geolocation ]   (Laatste update: woensdag 11 oktober 2023 22:13:01)
  • Waarom gaat het pas over bestaanszekerheid als de middenklasse geraakt wordt?



    We hebben dit verhaal ook ingesproken.



    Regelmatig krijg ik de vraag of ik niet woedend ben. Ik spreek en schrijf namelijk over wat moeilijke thema’s: armoede, bestaansonzekerheid en hoe de overheid er de laatste jaren niet in geslaagd is om kwetsbare groepen te beschermen. Sterker nog, niet zelden is het diezelfde overheid die kwetsbaar maakt. Want al ben je zelfredzaam tot op het bot, als de overheid achter je aan komt – zoals bij het toeslagenschandaal ­– ben je de klos.


    Het feit dat ik me kan uitspreken en frustraties van me af kan schrijven, kanaliseert gelukkig het een en ander. Al doet de vraag me telkens weer nadenken. Wat we vandaag waarnemen, komt namelijk niet uit de lucht vallen. Woningtekort, geen juffen voor de klas, de zorg die kraakt en piept, ontoereikende inkomens en een bijstandswet die mensen in de knel houdt: het is veelal het gevolg van de beleidskeuzes van gisteren.


    Het decennialang gehanteerde beeld van profiteurs die hun handje ophouden en liever lui dan moe zijn, reduceerde bestaansonzekerheid tot een fenomeen dat zich in de schaduw van een hartstikke gaaf landje afspeelde.


    Dat veel burgers zich al jaren in een hooploze situatie bevinden en op zowat alle domeinen van het bestaan in onzekerheid verkeren, zou niets nieuws onder de zon mogen zijn. Voor velen bleek de mythe echter hardnekkiger dan de realiteit. Het decennialang gehanteerde beeld van profiteurs die hun handje ophouden en liever lui dan moe zijn, reduceerde bestaansonzekerheid tot een fenomeen dat zich in de schaduw van een hartstikke gaaf landje afspeelde. Een randgebeuren.


    Het maakte dat talloze overheidsrapporten van organen als de Nationale ombudsman, de Raad voor Volksgezondheid en Samenleving, het NIBUD en het Sociaal en Cultureel Planbureau niet altijd de opvolging kregen die ze naar mijn mening verdienden. Voor het doorbreken van de ‘eigen schuld dikke bult-moraal’ en het blootleggen van structuren die mensen kwetsbaar maken, is blijkbaar meer nodig dan gedegen onderzoek en vaststaande feiten. Of zoals de Ombudsman een keertje verzuchtte: waar blijft de overheid die rapporten leest?


    Gericht op het individu

    Nu is alles soort van anders. Behulpzaam daarbij is dat middengroepen geconfronteerd worden met zogenaamde crises: de woningcrises, de gezondheidszorgcrisis, de onderwijscrisis en de huidige ‘bestaanszekerheidscrisis’. Want ook de eigen dochter kan geen starterswoning meer vinden, de eigen zorgpremie gaat fors omhoog, de eigen zoon is op vrijdag thuis omdat er geen juf voor de klas staat en die winter is naast guur nu ook voor hen duur. Het gebruik van het woord crisis heeft dan zo zijn voordelen. Ten eerste kunnen we doen alsof het ons allemaal overvalt. Ten tweede wordt er een opportuniteit geschapen om op te schalen. Want een crisis vinden we zo eng.


    Het lijkt erop dat de focus komt te liggen op de bestaanszekeren die we voor bestaansonzekerheid willen behoeden.


    Gevolg zijn dan miljardencompensaties en overhaast in elkaar gestoken plannen om ook de groepen die voorheen niet tot crisisgroepen behoorden – lees: de middengroepen – tegemoet te komen. Ontegensprekelijk van groot belang, begrijp me niet verkeerd. Al lijkt het er zo op dat de focus komt te liggen op de bestaanszekeren die we voor bestaansonzekerheid willen behoeden. De focus op ons dus, niet per se op degenen die al jaren in de schaduw liggen te verkommeren.


    Al is er aan armoedebestrijdingsmiddelen en daaraan gekoppeld geld al langer geen gebrek. Hoewel de rapporten van eerdergenoemde instituties veelal structuren aankaartten die bestaansonzekerheid faciliteren, bleven de interventies hoofdzakelijk gericht op het individu. En dan schieten ze logischerwijs regelmatig hun doel voorbij. Je kan bijvoorbeeld een budgetcoach op pad sturen met een app om mensen geld te leren beheren dat ze niet hebben, de bijstandsklem wordt er niet minder pijnlijk van en de schimmels in de slaapkamer verdwijnen er ook niet door. De schuldenindustrie stond er als lachende derde bij en zag dat het goed was.


    Georganiseerde goede bedoelingen

    Daarnaast floreerde het maatschappelijk middenveld. Georganiseerde goede bedoelingen die pijnlijk genoeg hoognodig zijn. Hun brood is het opvegen van de sociale brokstukken van een zich terugtrekkende overheid, dusdanig dat veel stichtingen uitgroeiden tot de lange arm van het overheidsbeleid. Met een beetje fantasie zou je het de van overheidswege aangestuurde armoede-industrie kunnen noemen. Kan niet anders dan dat zij al jaren hun aantal ‘klanten’ zien aanzwellen en zo vooraan stonden bij het aanschouwen van de schaduw van groeiende bestaansonzekerheid.


    Opvallend genoeg komt de vraag die ik krijg naar mijn woede niet zelden vanuit dat maatschappelijke middenveld. Terwijl je zou denken: als die jarenlang de bestaansonzekerheid voor hun ogen zien toenemen, moet woede ook bij hen haast een onvermijdelijk gevolg zijn. Toch bleef het opmerkelijk stil. Geen vol Malieveld, geen blokkades aan de poorten van overheidsgebouwen en geen mars tegen bestaansonzekerheid.


    Ik wil daarmee niets afdoen aan de goede bedoelingen, het harde werk en de tomeloze inzet waar het maatschappelijke middenveld in grossiert. En uiteraard zijn er stichtingen of andersoortige maatschappelijke initiatieven die het aandurven om in de hand te bijten die hen voedt. Maar als een significante groep van de bevolking zich al jarenlang in de schaduw van bestaansonzekerheid bevindt en zienderogen toeneemt, was dwingende actie vanuit het maatschappelijk middenveld op zijn plaats geweest. Het obligate brandbriefje is dan onvoldoende.


    Oog voor structuren

    In het dit jaar verschenen essay Wie wordt gehoord? Dynamiek in het landschap van macht en tegenmacht, verkent de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur (NSOB) de verhoudingen tussen macht en tegenmacht in Nederland. De NSOB stelt daarin dat de trias politica wordt omringd door enerzijds institutionele en geïnstitutionaliseerde tegenmachten (zoals bijvoorbeeld de Nationale ombudsman). Anderzijds door diverse maatschappelijke tegenmachten zoals bedrijven, stichtingen en (onderzoeks)journalisten.


    Toch, zo concludeert de NSOB, zijn veel belangen niet of onvoldoende vertegenwoordigd. Die van kwetsbare groepen als daklozen en hooplozen voorop. Zij bevinden zich in de schaduw van de Nederlandse macht en tegenmacht, en in evidente bestaansonzekerheid. Terwijl, ‘en dat is de tragiek van deze constatering, het gros van het beleid juist grote negatieve gevolgen voor hooplozen heeft.’


    En zo zijn we op het punt beland dat we het toch weer eens over onszelf, de hoopvollen of bestaanszekeren zo je wilt, moeten hebben.


    Blijkbaar is het nodig dat ook middengroepen in het gedrang komen, en dus hoop zien verdampen, alvorens de tegenmacht op stoom komt.


    Blijkbaar is het nodig dat ook middengroepen in het gedrang komen, en dus hoop zien verdampen, alvorens de tegenmacht op stoom komt. Dat begint bij het benoemen van een crisis en heeft als cynisch gevolg dat we verzanden in een redden-wat-er-te -redden-valt-reflex, zoals te merken is aan het gedraai. We hebben het niet over de verstikkende bestaansonzekerheid die de hooplozen al jaren de zuurstof, adem en stem ontneemt. Nee, bestaanszekerheid is hotter dan hot.


    Dat voorkomen beter is dan genezen, staat als een paal boven water. Dat gold evengoed voor de hooplozen, maar helaas. Voor hen is onze eigen-schuld-dikke-bult-moraal vooral een zure en dure moraal geweest.


    Nu we beter weten en eindelijk oog hebben voor structuren, kunnen we onszelf schuldbewust afvragen waar al die jaren die mars tegen bestaansonzekerheid bleef. En of we niet van georganiseerde goede bedoelingen naar georganiseerde constructieve woede moeten opschuiven. Want ook hooplozen verdienen een tegenmacht. Die zal vrees ik niet vanuit de huidige armoede-industrie komen.



    Tim ’S Jongers is directeur van de Wiardi Beckman Stichting, het wetenschappelijk bureau voor de sociaaldemocratie. Hij schreef dit stuk op persoonlijke titel.



    Het bericht Waarom gaat het pas over bestaanszekerheid als de middenklasse geraakt wordt? verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Wed, 11 Oct 2023 03:00:36 +0000
  • Literaire Kroniek: Niña Weijers heeft zich in de werkelijkheid gestort

    Toen Niña Weijers in de maanden september 2020 tot maart 2021 gastschrijver was in Almere hoorde zij op een dag over het zeventienjarige meisje Cassandra van Schaijk dat in 2007 na drie weken vermist te zijn, dood werd gevonden in de Noorderplassen. Ze was het laatst om vier uur ‘s nachts gezien bij de bushalte van discotheek Almere Event Centre. De dader van de eventuele moord is nooit gevonden. De affaire duikt daardoor van tijd tot tijd weer op wanneer er toch weer aanwijzingen lijken te zijn die om nader onderzoek vragen.


    Weijers werd door de affaire geïntrigeerd, het was een mysterie. Ze wist zeker dat ze er geen roman over wilde schrijven, terwijl dat voor haar, na haar romans De consequenties en Kamers antikamers, toch meer voor de hand lag dan een reconstructie of thriller. Ze noemt het niet, maar misschien speelde op de achtergrond van haar beslissing zich in Cassandra te gaan verdiepen haar Abraham Kuyper Lezing ‘Hoe het licht binnenvalt’ uit 2016 een rol. Weijers had het daarin over de toekomst van de roman. Dat we niet langer door konden gaan met Flaubert, Tsjechov, Tolstoj of Thomas Mann als voorbeelden te nemen. Dit ‘parasiteren op de klassieken’ kon niet eeuwig doorgaan. Er moest iets nieuws bedacht worden. Een schrijver is iemand die iets te weten wil komen. Wat hij te zeggen heeft kan op geen andere manier aan het licht komen dan in de vorm van een roman. Die biedt de mogelijkheden om verkennend en onderzoekend te werk te gaan, experimenterend, op zoek naar de randen van de werkelijkheid, stuitend op mysteries en ambiguïteiten.


    alles hangende

    Cassandra is geen roman, zoals je zou verwachten na deze oproep tot een nieuwe aanpak van het genre. Het is een boek waarin Weijers geleidelijk met de hulp van een ervaren politieman steeds verder in de affaire doordringt. De affaire wordt een lens waardoor ze ook heel wat andere heikele onderwerpen te zien krijgt. Ze verzeilt in Cassandra’s familie, milieu, haar school, de bijbaan, haar vriendje, haar vrienden en vriendinnen. En de politie van Almere. Alles wat zich rond de vermissing afspeelde komt boven water in gesprekken, steeds komt er iets nieuws bij, hoe klein ook. Weijers noemt zich ‘de meest omzichtige en minst succesvolle ondervrager uit de geschiedenis’ omdat ze zich ondertussen maar ongemakkelijk blijft voelen.


    Is ze eigenlijk niet een ordinaire, op sensatie beluste reporter die zich onhandig voordoet maar in werkelijkheid in de geest van Truman Capotes In Cold Blood aan het werk is? Ze blijft maar niet weten wat haar positie precies is. Ze hoopt erop dat ze door een ‘zijdelingse blik’ op de details ineens de sleutel zal vinden. De rechtstreekse blik stuit steeds af op dezelfde halve feiten.


    De lezer wordt ook betrokken bij Weijers zorgen: wordt het wel een boek waar ze mee voor de dag kan komen in Almere, of beschrijft het alleen een fiasco?


    Hoe onzeker Weijers zich ook voelt, ondertussen ontstaat wel bij stukjes en beetjes een sociologisch en antropologisch beeld van een bepaald deel van Almere, ‘de stad die zelf een soort adolescent is’. Veel jongeren uit Cassandra’s kring moeten niets van ‘buitenlanders’ hebben en zijn behoorlijk rechts, gaan gekleed in Lonsdale jacks, legerkistjes, hebben kale hoofden en de vaderlandse vlag op hun rug. Is het oppervlakkig racisme van de Lonsdalejongeren, of diepgaand? Cassandra hield van ‘darkcore, hardcore, speedcore en terror’ en noemde zich op de site Partyflock ‘Ontspoorde Terror-Helga’. Maar ze was ‘een lieve meid’ volgens haar vader Ben en haar broer Benny. Zo klopte ze altijd op de slaapkamerdeur van haar vader en stiefmoeder om te laten weten dat ze in de nacht op tijd thuis was gekomen. Omdat Cassandra wel eens met slaande deuren ruzie had met haar echte moeder, verzeilt Weijers op verwante terreinen, zoals bij de roman Schaamte van Annie Ernaux waarin ouders onder de ogen van kinderen slaande ruzie hebben. Ze duikt in allerlei Cassandra’s in toneel en geschiedenis, zoals de klassieke profetes van rampspoeden. Misschien was de echte Cassandra van Schaijk wel een meisje met twee gezichten.


    Wanneer ze te weten komt naar wat voor vaderlandse muziek er geluisterd wordt (vaak smartlappen) brengt dat Weijers uit een soort solidariteit terug naar haar eigen jeugd. Daarin moest elke avond in dat genre gezongen worden over de contrasten schoonheid en dood, het liefst opgehangen aan in lompen geklede bedelmeisjes. Alleen al die lompen brachten haar ‘in vervoering’. Weijers emotionele positie in de omgang met zoveel verschillende mensen wordt nog gecompliceerd door het feit dat ze zwanger is. Tijdens het werken aan het boek wordt haar zoon geboren.


    De lezer wordt ook betrokken bij Weijers zorgen: wordt het wel een boek waar ze mee voor de dag kan komen in Almere, of beschrijft het alleen een fiasco, een boek waarin niets wordt opgelost, alles hangende blijft zoals het al zo lang hangende is?


    .


    een vruchtbaar fiasco

    Hoeveel twijfels Weijers ook heeft, ze gaat toch door met zoeken op allerlei internetsites en met het voeren van gesprekken. De lezer hoopt en verwacht dat ze iets zal vinden dat haar ‘fijnzinniger aanpak’ zal belonen. Zoals in de vele gesprekken met de zwakbegaafde Ariana, naar eigen zeggen een vriendin van Cassandra. Door professioneel wantrouwen en volhardend zoekwerk onthult Weijers uiteindelijk licht euforisch dat Ariana die groots met allerlei details opgetuigde vriendschap gewoon heeft verzonnen.


    Cassandra is een vruchtbaar fiasco, een persoonlijke zoektocht. Ook al lost Weijers niets op, ze heeft heel wat opgestoken, een glimp van andere milieus, andere werelden.


    Zich verdiepen in wat voor soort politiek in Almere wordt bedreven brengt Weijers bij haar schrijverschap en eigen ‘benul’ van politiek. Dat er zoveel PVV-stemmers zijn, nogal wat mensen hebben ‘afgehaakt’, dat velen denken dat de migrant ‘alles inpikt en afpakt’, dat bij gemeenteraadsverkiezingen maar zo’n 40% komt opdagen. In de kleine geschiedenis van haar eigen politieke benul duurde het lang voor ze iets begreep. Niet alleen wist ze lang niets van politiek, ook haar kennis van de wereld was gering. Haar honger naar bepaalde kennis hield in dat er veel buiten viel. Wat haar interesseerde was filosofie, literatuur, kunst en wat kennis over de manier hoe met mannen om te gaan. Dit was allemaal kennis die was losgezongen van concrete, praktische, politieke en maatschappelijke werkelijkheden. Die losgezongenheid was voor de jonge Weijers precies de bedoeling, ze ‘wentelde’ zich in ‘luxe’ en zag de complete autonomie van kunst en denken als een noodzaak.


    Weijers schrijft in het begin van Cassandra dat men wel zal denken dat ze lang getwijfeld heeft of dit wel een verhaal was dat door haar verteld moest worden. Het is tenslotte bepaald geen van de werkelijkheid ‘losgezongen’ verhaal. Maar nee, ze heeft er zelfs geen moment aan getwijfeld of het iets voor haar was. Dit was voor haar. Met Cassandra heeft Weijers zich in de werkelijkheid gestort. Het boek is een vruchtbaar fiasco, een persoonlijke zoektocht. Ook al lost ze niets op, ze heeft heel wat opgestoken, een glimp van andere milieus, andere werelden. En haar ‘innerlijke plek’, haar onafhankelijkheid, blijkt nog te bestaan nadat ze zich zo lang in uiterlijkheden heeft begeven. Het boek toont dat ze niet langer losgezongen is van de werkelijkheid: dit is een affaire die aan alle kanten vastzit aan het concrete, praktische en politieke van jongeren, hun uitgaansleven, muziekstijl, drugsgebruik, emoties, bizarre verlangens, subculturen, smaken, normen, onverschilligheid, grote bek en kleine hartjes. Op de altijd als pijnlijk ervaren vraag ‘Waar gaat je boek over?’ heeft ze nu een stevig antwoord.



    Cassandra door Niña Weijers is uitgegeven door AtlasContact



    Het bericht Literaire Kroniek: Niña Weijers heeft zich in de werkelijkheid gestort verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Tue, 10 Oct 2023 10:57:11 +0000
  • Weg met de auto: ‘We moeten afkicken van onze mobiliteitsverslaving’



    Ook te beluisteren!



    Wat als ieder huishouden in Nederland recht zou hebben op een villa met zeezicht? Inclusief een privéstrand. Er zijn ruim acht miljoen huishoudens en er is 500 kilometer aan kustlijn. Praktisch gezien wordt dat nogal een uitdaging. Waar ga je die villa’s bouwen? Creatief naast en achter elkaar? De ene gebouwd op een al dan niet kunstmatig aangelegde heuvel, om middels hoogteverschillen zeezicht te garanderen? Van dat privéstrand blijft trouwens weinig over als iedereen er recht op heeft: een royale zes centimeter per huishouden.


    Iedereen een villa met zeezicht, natuurlijk is dat krankzinnig. Volgens de bedenker van dit gedachte-experiment, de Oostenrijkse filosoof André Gorz (1923-2007), illustreert het dat je werkelijke luxeproducten niet kunt democratiseren. Dat noemde hij de essentie van luxe in zijn essay The social ideology of the motorcar uit 1973.


    Dat geldt niet alleen voor villa’s aan het strand, maar ook voor auto’s, vond Gorz. Auto’s waren ooit een luxeproduct waarmee een klein groepje mensen zich sneller kon verplaatsen dan de rest. Toen het in de vorige eeuw geleidelijk goedkoper werd om auto’s te produceren, werden ze beschikbaar voor iedereen. Luxe en snelheid werden gedemocratiseerd.


    Maar producten die niet voor het volk zijn ontwikkeld, kun je volgens Gorz niet democratiseren. Een radio of stofzuiger blijft nuttig als iedereen er eentje bezit: die vergemakkelijken het leven, kunnen eenvoudig binnenshuis bewaard worden en zitten niemand anders in de weg. Auto’s daarentegen zijn bedoeld voor ‘het exclusieve genot van een erg rijke minderheid’, schreef Gorz. Hij vond: als iedereen gebruik kan maken van zo’n luxeproduct, dan heeft uiteindelijk niemand er meer profijt van. De democratisering van luxeproducten leidt zelfs tot problemen – in het geval van auto’s wijst Gorz voornamelijk op ruimtelijke bezwaren.


    Ruimtelijk vraagstuk

    Toen de auto in de vorige eeuw geleidelijk breder beschikbaar werd, hadden consumenten daar wel oren naar. Een luxeproduct, ineens betaalbaar, waarmee je je net zo hard als elite kon voortbewegen. In 1927 telde Nederland 41.000 personenauto’s. In 2023 zijn het er bijna negen miljoen en hebben 11,5 miljoen Nederlanders een rijbewijs. Voor die vele automobilisten ligt er inmiddels zo’n 140.000 kilometer verharde weg in Nederland. Daarnaast zijn er volgens het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) zo’n veertien tot achttien miljoen parkeerplaatsen.


    Zo werden auto’s een ruimtelijk vraagstuk, zoals Gorz al dacht. Bouwwerken om auto’s te faciliteren, zoals wegen en parkeerplaatsen, gaan altijd ten koste van wat anders, van groen of huizenbouw bijvoorbeeld. Zeker in oude binnensteden zouden volgens Gorz problemen ontstaan. Hij vond dat steden onleefbaar werden door de aanwezigheid van de auto.


    In het beste geval zorgt inkomend verkeer voor een flessenhals, waarbij maximaal twintig kilometer per uur wordt gereden. In het slechtste geval ontstaat er een totale verkeersopstopping.


    Maar ook buiten de bebouwde kom is autogebruik niet gevolgenvrij. In een auto mag je pas hard rijden buiten de bebouwde kom, zodra er ruimte is. En precies daar zorgen auto’s voor veel stikstof- en fijnstofuitstoot. Slecht voor de fragiele Nederlandse natuur en voor de volksgezondheid, aangezien een overmatige blootstelling aan fijnstof voor chronische longziekten kan zorgen en ‘sterfte of verkorting van de levensduur’. Daarnaast zorgen files niet alleen voor irritatie bij automobilisten, maar ook bij de homo oeconomicus: in 2019 waren files verantwoordelijk voor 1,5 miljard euro aan economische schade.


    Er is de afgelopen twintig jaar zo’n tienduizend kilometer nieuw wegdek aangelegd in Nederland, in de hoop files te bestrijden. Alleen kan er niet tegen autogebruik op worden geasfalteerd. Gorz wist dat vijftig jaar geleden al en Thalia Verkade en Marco te Brömmelstroet noemen het in hun boek Het recht van de snelste de fundamentele filewet: ‘Voor elk procent extra asfalt dat je neerlegt, komt er een extra procent verkeer bij.’


    Meer wegen zorgen er niet voor dat we, zoals VVD-Kamerlid Daniel Koerhuis zei, kunnen rijden, rijden, rijden. Ze zorgen juist voor méér auto’s en verkeersdruk. In auto’s zit bovendien vaak maar één persoon en negentig procent van de tijd staan ze stil. Daarom zijn die miljoenen parkeerplaatsen nodig. Zonde van de ruimte, vond Gorz, maar wel noodzakelijk om de auto te faciliteren.


    De oplossing was simpel volgens hem: dring autogebruik drastisch terug.


    Paradoxale situatie

    Tegen auto’s bestaan niet alleen ruimtelijke bezwaren. Auto’s zorgen voor geluidshinder en zijn milieuvervuilend: in 2021 was de mobiliteitssector verantwoordelijk voor achttien procent van de Nederlandse broeikasgasemissies. Personenauto’s waren verantwoordelijk voor ongeveer de helft daarvan. En elektrische auto’s? Die beslaan evenveel ruimte als auto’s met verbrandingsmotor en produceren mogelijk zelfs meer fijnstof.


    Auto’s zorgen voor gevaar op straat. In 2022 vielen er in Nederland 737 verkeersdoden, bij minimaal de helft daarvan was een auto betrokken. Er kwamen 225 automobilisten en bijrijders om, en van de 291 fietsers die stierven in het verkeer, werd ongeveer de helft aangereden door een (bestel)auto. Aanrijdingen met voetgangers en scooters moeten daar nog bij worden opgeteld, net als (zwaar)gewonden die mogelijk langere tijd last zullen houden van hun confrontatie met een auto.


    Auto’s brengen hun bestuurders in een paradoxale situatie, schreef Gorz. Automobilisten denken vrij en onafhankelijk te zijn, doordat ze met hoge snelheid overal heen kunnen rijden wanneer ze maar willen. Maar eigenlijk zijn ze volgens Gorz juist ‘radicaal afhankelijk’: van wegen, van brandstof, van de autogarage als er gepruttel onder de motorkap vandaan komt. Automobilisten kunnen niet zonder derde, vaak commerciële partijen.


    Minder autoafhankelijk worden

    Nederlanders zijn vol van autogebruik. In 2021 reisden Nederlanders 9.900 kilometer per persoon op Nederlands grondgebied. Ruim de helft van die kilometer werd als autobestuurder afgelegd en bijna een vijfde als passagier. Zeventig procent van het totaal aantal reiskilometers werd per auto afgelegd. Volgens het KiM was de helft van alle autoritten in 2016 korter dan 7,5 kilometer en een derde zelfs korter dan 5 kilometer. Dat zijn afstanden die – mits je er fysiek toe in staat bent – te overbruggen zijn met de (elektrische) fiets, te voet of het openbaar vervoer.


    Het is goed mogelijk om minder autoafhankelijk te worden. Zeker binnen de stad, stellen Maaike Snelder en Niels van Oort, beiden hoofddocent aan de Technische Universiteit Delft. Snelder doceert Transportnetwerken en is onderzoeker bij TNO, Van Oort doceert Openbaar Vervoer en Deelmobiliteit en is medeoprichter van het Smart Public Transport Lab, een instituut dat het tweede en derde woord in de naam onderzoekt.


    Wil je autoafhankelijkheid succesvol verminderen, dan moeten veranderingen dezelfde gevolgen hebben voor arm en rijk.


    Wil je autogebruik terugdringen, houd dan rekening met een aantal factoren, zegt Van Oort. Allereerst moeten er fatsoenlijke alternatieven zijn, zegt hij, zodat autobezit niet meer als noodzaak wordt gezien. Alternatieven zijn er, zoals fiets en openbaar vervoer – mits dat betaalbaar wordt gehouden. Daarnaast wordt deelvervoer diverser (scooters, fietsen, ooit mogelijk stepjes) en bieden elektrische (bak)fietsen opties. Vervolgens zal er op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau wel ruimtelijk beleid ontwikkeld moeten worden waarin de auto geen of een minder centrale rol speelt, zegt hij.


    Daarna moeten er maatregelen worden genomen tégen de auto, denken beide docenten. Autogebruik moet actief worden ontmoedigd, zegt Snelder. Door financiële prikkels als rekeningrijden en hogere parkeertarieven, maar vooral door bepaalde straten en binnensteden voor automobilisten af te sluiten. Wil je autoafhankelijkheid succesvol verminderen, dan moeten veranderingen dezelfde gevolgen hebben voor arm en rijk, zegt Snelder. Van het minder toegankelijk maken van steden voor auto’s hebben arm en rijk op papier even veel last, anders dan bijvoorbeeld van rekeningrijden of hogere accijns, legt ze uit.


    Mobiliteithubs

    Hoe ziet een stad of land met minder auto’s eruit? Van Oort pleit voor ‘publiek vervoer’: een soort samenvoeging van deelmobiliteit – scooters, (elektrische) fietsen, mogelijk steps en zélfs auto’s – en openbaar vervoer. Het houdt in dat er in iedere situatie een passend vervoermiddel beschikbaar is, of dat nu een elektrische deelbakfiets is, een trein of een buurtbus. Personentransport wordt geconcentreerd in ‘mobiliteitshubs’: centrale punten waar vervoer samenkomt en reizigers kunnen op- of overstappen.


    Snelder denkt dat het per gebied gaat verschillen welk vervoerstype er dominant is. ‘Binnensteden worden helemaal autovrij, daar ligt de focus vooral op lopen en fietsen’ – steeds meer steden kiezen er overigens al voor om autoverkeer in de binnenstad in de ban te doen, weten beiden. In de wijken om de binnenstad heen wordt vooral gefietst of gebruikgemaakt van publiek vervoer, gefaciliteerd door ‘wijkhubs’, zegt Snelder. Hoe verder weg het stadscentrum, hoe groter mobiliteitshubs worden. Autogebruik helemaal afschaffen lukt niet, denkt ze, dus aan de stadsranden komen ‘regionale hubs’. Daar laten automobilisten hun auto staan om hun reis de stad in te vervolgen met de fiets, te voet of publiek vervoer.


    Ondermaats openbaar vervoer

    Dergelijke scenario’s gaan op voor steden. In rurale gebieden waar openbaar vervoer mogelijk verlieslatend is, is een transitie ingewikkelder. Daar, zegt Snelder, hebben auto’s nog toegevoegde waarde: afstanden tot voorzieningen zijn er vaak groter en ruimtelijke problemen meestal minder pregnant. Bovendien is het openbaar vervoer er aanzienlijk minder goed. Het Planbureau voor de Leefomgeving concludeerde vorig jaar dat mensen die afhankelijk zijn van het openbaar vervoer aanzienlijk minder mobiel zijn, zeker als ze op het platteland of aan de stadsranden wonen.


    Dat openbaar vervoer in kleine steden, dorpen of rurale gebieden ondermaats is, is een politieke keuze zegt Van Oort. Publiek en openbaar vervoer kunnen ook in provinciale gebieden doelmatig zijn, het levert financieel alleen weinig op. ‘Terwijl het doel van openbaar vervoer, wat mij betreft, niet geld verdienen is.’ Die louter commerciële insteek baart hem zorgen, want dat jaagt mensen de auto in. Het openbaar vervoer in Nederland is al bovengemiddeld duur, en die prijzen zullen blijven stijgen nu de NS ook nog een spitsheffing wil invoeren.


    ‘Je moet niet alleen naar rentabiliteit kijken. Openbaar vervoer levert ook een bijdrage aan duurzaamheid, leefbaarheid en volksgezondheid.’


    De oplossing is de wortel en de stok, zegt Van Oort. Hij somt op. Maak autogebruik duurder door bijvoorbeeld rekeningrijden en hogere parkeerkosten. Experimenteer met het afzetten van wegen voor autoverkeer, zoals deze zomer de drukke Weesperstraat in Amsterdam: wat zijn de effecten daarvan op de leefbaarheid en bereikbaarheid in een stad? En: investeer in publiek vervoer, verbeter de bereikbaarheid van het openbaar vervoer en houd ticketprijzen betaalbaar. ‘Je moet niet alleen naar rentabiliteit kijken. Natuurlijk moet je goed met je belastinggeld omgaan, maar openbaar vervoer levert ook een bijdrage aan duurzaamheid, leefbaarheid en volksgezondheid.’


    Logische beslissing

    Of dat allemaal realistisch is? Van Oort denkt van wel. Het begint met lef, zegt hij, van bijvoorbeeld wethouders die besluiten een straat voor auto’s af te zetten. Een succesverhaal noemt hij de Catharijnesingel in Utrecht, die werd getransformeerd van autowalhalla tot water met ruimte voor groen – en een beetje voor de auto. ‘Als je ermee begint, krijg je er geen applaus voor. Maar als je doorgaat, vinden mensen het uiteindelijk een logische beslissing.’


    Van Oort is hoopvol, omdat hij soortgelijke bewegingen in meerdere steden waarneemt. In autostad Rotterdam wordt bijvoorbeeld onderzocht of de singels kunnen terugkeren in het stadscentrum. Daarvan zouden auto’s – waarschijnlijk – de dupe zijn.


    Regeringsadviseur Jan Willem Erisman maakte in het AD vast wat geesten rijp door te stellen dat autobezit, zeker in de stad, in de toekomst niet meer vanzelfsprekend is.


    Sneller vervoer leidt er niet toe dat mensen korter gaan reizen.


    En Gorz, wat zou hij hebben gevonden van publiek vervoer als alternatief voor de auto? Het zou hem geen volledige oplossing lijken. Net als Marco te Brömmelstroet, coauteur van Het recht van de snelste en hoogleraar Urban Mobility Futures aan de Universiteit van Amsterdam. De auto is niet het probleem, zegt Te Brömmelstroet, maar ‘slechts een symptoom van onze mobiliteitsverslaving’. Hij ageert niet uitsluitend tegen de auto, maar tegen de principes onder ons gehele mobiliteitssysteem, dat gericht is op snelheid ten bate van economische groei.


    Sneller vervoer leidt er niet toe dat mensen korter gaan reizen, zegt hij. Daar is wetenschappelijke consensus over in bijvoorbeeld de Brever-wet: mensen reizen gemiddeld domweg een bepaald aantal minuten per dag (zeventig tot negentig). Als dat sneller kan, gaan ze niet korter reizen, maar verder van economische clusters wonen, legt Te Brömmelstroet uit. Kansarme regio’s worden door snellere verbindingen kansarmer: omdat mensen tot reizen bereid zijn, ligt er haast altijd een kansrijke regio binnen de acceptabele vervoersafstand. Door het economische verkeer trekt die kansrijke regio de meeste voorzieningen aan, zegt hij. Dat geldt voor banen, maar ook voor voorzieningen als supermarkten, bibliotheken, cafés of vestigingen van een bank. 


    Bewust te goedkoop

    Dat auto’s en snelle mobiliteit zo vanzelfsprekend zijn, is marktfalen, zegt Te Brömmelstroet. ‘Mobiliteit is decennialang bewust te goedkoop gemaakt.’ Voor autogebruik betaal je niet de werkelijke kosten vanwege ons economische model: mensen en goederen snel van A naar B verslepen loont. De werkelijke prijs van autogebruik – en openbaar vervoer – ligt volgens berekeningen van CE Delft hoger, zegt hij, want de economische prijs van bijvoorbeeld verkeersslachtoffers en klimaatschade wordt niet meegerekend. Op jaarbasis ontstaat er daardoor een gat van veertien miljard aan kosten waar de samenleving voor moet opdraaien. ‘En dan reken je ruimtegebruik nog niet eens mee, het gaat slechts over uitstoot en veiligheid.’ Zou je wel alles meerekenen, dan kun je die veertien miljard ‘makkelijk vervijf- of vertienvoudigen’, zegt Te Brömmelstroet.


    ‘Door een wijk autovrij- of luw te noemen blijf je gevangen in het autosysteem.’


    Daarom moeten we afkicken van onze mobiliteitsverslaving, vindt hij. Het belangrijkste is de ‘onderliggende rationaliteit’ achter snelle mobiliteit bevragen. Dat begint met taalgebruik volgens Te Brömmelstroet. Mobiliteit wordt nu uitgedrukt in economische taal. Dat discours moet veranderen. ‘Je moet de tegenstander uitnodigen om jouw taal te gaan spreken.’ Discussies over de auto moeten niet gaan over parkeertarieven, rekeningrijden of de economische kosten van files, maar bijvoorbeeld over rechtvaardigheid en veiligheid. Dan worden er fundamenteel andere keuzes zichtbaar, zegt hij.


    Als voorbeeld noemt Te Brömmelstroet een aangenomen motie in de gemeenteraad van Ede: alle kinderen van acht jaar en ouder moeten zelfstandig naar school kunnen reizen. Dat klinkt vanzelfsprekend, maar heeft grote implicaties voor de verkeersveiligheid. Wil je die verbeteren, dan delven auto’s vrijwel zeker het onderspit, omdat die voor het meeste gevaar op de weg zorgen.


    Spreek daarom ook niet van autoluwe of autovrije wijken, zegt Te Brömmelstroet. ‘Ik liep laatst een rondje door mijn wijk in Ede en daar zijn welgeteld nul helikopterlandplaatsen. En toch is er niemand die die wijk helikoptervrij noemt. Door een wijk autovrij- of luw te noemen blijf je gevangen in het autosysteem.’


    De wijken van de toekomst

    Hoe ze ook worden genoemd, wijken waarin auto’s naar de marge worden verdreven, zijn de wijken van de toekomst – daar zijn Van Oort, Snelder en Gorz het over eens. Te Brömmelstroet ook, en hij benadrukt dat ze dat al sinds de jaren zestig zijn.


    Een nieuwbouwwijk waar de auto naar de marge zal worden verjaagd, verrijst over een jaar of tien in Utrecht: Merwede. Er komen zesduizend woningen te staan in allerlei prijssegmenten, vertelt Finn van Leeuwen, projectleider mobiliteit van de wijk. Merwede is (nagenoeg) onbegaanbaar voor auto’s, daarom komen er aan de wijkranden mobiliteitshubs die worden uitgebaat door een heus mobiliteitsbedrijf, vertelt hij. In de hubs staan tweehonderdvijftig deelauto’s van het mobiliteitsbedrijf en is een beperkt aantal parkeerplaatsen beschikbaar. Er geldt een parkeernorm van 0,3, wat inhoudt dat nog geen één op de drie huishoudens aanspraak op een parkeerplaats kan maken, zegt Van Leeuwen – tegen flinke tarieven bovendien.


    Om bewoners wel transportmogelijkheden te bieden, komen er ruime fietsenstallingen, een bushalte, elektrische deelbakfietsen en mogelijk een tramstation. Alleen in uitzonderingsgevallen zijn auto’s welkom, zoals die van hulpdiensten, legt Van Leeuwen uit. Verhuizers of pakketbezorgers mogen de wijk eigenlijk ook niet in. ‘Maar ze kunnen een ontheffing aanvragen om het autovrije binnengebied te betreden. Dat zal alleen niet gratis zijn.’ Het is de bedoeling dat ook die diensten vanuit een hub naar een woning lopen, mogelijk met een steekkarretje voor de spullen.


    Om autoafhankelijkheid tegen te gaan, wordt de wijk voorzien van tal van voorzieningen: supermarkten, een sportschool, basisscholen, kinderdagverblijven, restaurants, cafés en zelfs een hotel. ‘In die goeie ouwe Vinex-wijken was het dichtstbijzijnde winkelcentrum tien minuten fietsen. Dat was net te ver weg, dus iedereen ging er op zaterdag met de auto heen voor boodschappen.’ Dat hoeft in Merwede niet. De wijk staat niet in dienst van autoverkeer en snel vervoer, maar van de bewoners.


    Dat laatste is de kern. Te Brömmelstroet en Thalia Verkade vatten het in Het recht van de snelste samen: de gemiddelde straat is nu een plek om overheen te rijden, geen plek om gewoon te zijn. Daar was Gorz het mee eens. Vijftig jaar geleden pleitte hij al voor wijken die gericht zijn op menselijke behoeften. Wijken waarin gefietst en geflaneerd kan worden. Wijken waarin mensen zich kunnen ontplooien en in wíllen leven, zonder auto-overlast.


    Het bericht Weg met de auto: ‘We moeten afkicken van onze mobiliteitsverslaving’ verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Tue, 10 Oct 2023 02:00:27 +0000
  • De Tweede Kamer lijdt aan lobby-schizofrenie

    Diverse Kamerleden hebben in het verleden geclaimd dat hun parlementaire werkkamer volstrekt lobbyvrij was – Femke Halsema (GroenLinks) bijvoorbeeld, en Ronald van Raak (SP). Of je dit geloofwaardig vindt, hangt sterk af van je definitie van lobbyen. Zo vond Femke Halsema haar nevenfunctie als voorzitter van de Vereniging Gehandicaptenzorg geen vorm van lobbyen. De Volkskrant vroeg zich over Van Raak af hoe consequent hij was: volstrekt lobbyvrij betekent immers ook geen vakbondsvertegenwoordigers over de vloer. Behoorlijk lastig als de nummer drie op de lijst van je partij – destijds Lilian Marijnissen – werkzaam is voor Abvakabo FNV.


    Er blijkt dus wel wat licht te zitten tussen de dagelijkse Haagse lobbyrealiteit en de manier waarop Tweede Kamerleden daar naar buiten toe over praten. Zo riepen de volksvertegenwoordigers in 2015 minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem (PvdA) op het matje na berichten in NRC dat de ING had meegeschreven aan een wet. De bank leverde teksten aan die 350 miljoen euro belastingvoordeel opleverden. Lobbyisten lieten in diverse media weten dat belanghebbenden wel vaker suggesties aanleveren voor wetteksten, maar de Haagse kaasstolp was te klein. CDA, ChristenUnie, D66, GroenLinks, VVD, SGP en SP voelden minister Dijsselbloem aan de tand: ‘Klopt de berichtgeving en is dit gebruikelijk?’ klonk het eensgezind.


    Een opvallende vraag, aangezien Kamerleden voor het antwoord alleen maar naar hun eigen fracties hadden hoeven kijken. Want naast ambtenaren op ministeries – die ze vooral moeten hebben als ze iets willen in een begrotingsvoorstel – bestoken lobbyisten ook Kamerleden met tekstsuggesties. Zo denken ze graag proactief mee over Kamervragen, moties, amendementen en schriftelijke inbreng.


    Knip-en-plak Kamerwerk

    In de gesprekken die Vrij Nederland met Kamerleden voert, is de constante stroom van informatie een regelmatig terugkerend thema. Lobbyisten vormen een vaste aanvoerroute van informatie, deels in de vorm van zogeheten lobbybrieven. ‘Er verschijnen soms kant en klare motieteksten in mijn mail, of suggesties voor schriftelijke inbreng,’ vertelt CDA-Kamerlid en sinds augustus partijleider Henri Bontenbal. De vriendelijke vingerwijzingen voor mogelijke Kamerinbreng wekken irritatie op bij het Kamerlid: ‘Ik voel me dan behandeld als een klein kind, alsof ik achterlijk ben.’


    Een goede lobbyist zorgt daarom eerst dat er een bepaalde verstandhouding bestaat. Hoewel het wel voorkomt, heeft het gelijktijdig bestoken van allerlei Kamerleden met dezelfde suggesties weinig zin. ‘Maanden voor het debat wissel je al informatie uit, en als dat op prijs wordt gesteld, opper je pas de mogelijkheid om wat tekstsuggesties aan te leveren,’ vertelt voormalig D66-Kamerlid Bert Bakker, tegenwoordig eigenaar van public affairs-kantoor Meines Holla & Partners. Die suggesties lever je dan wel exclusief aan. ‘Geen partij denkt precies hetzelfde over een onderwerp, en daarnaast is het niet handig als een Kamerlid negatief verrast wordt door een collega die dezelfde vraag stelt en het dus herkent.’


    Toch gebeurt dit zo nu en dan wel tijdens debatten, vertellen diverse (oud-)Kamerleden. ‘Oh zeker, dan hoor ik een collega praten tijdens een commissiedebat en dan weet ik – ah, jij hebt die-en-die gesproken,’ aldus Bontenbal. Dergelijke gênante situaties wil zowel het Kamerlid als de lobbyist voorkomen, stelt oud-VVD Kamerlid André Bosman, tegenwoordig lobbyist. ‘Al wordt dat risico denk ik wel steeds groter, omdat Kamerleden tegenwoordig minder tijd krijgen voor grote dossiers. Dan wordt knip-en-plak-Kamerwerk erg verleidelijk.’


    Tijdens het onderzoek voor dit artikel kwamen we een dergelijk knip-en-plak voorbeeld tegen bij Wybren van Haga (BVNL). Voor een motie nam hij een-op-een de aangeleverde tekst van een wapenfabrikant over. Het Nederlandse bedrijf Defenture had bij een aanbesteding voor legervoertuigen achter het net gevist, en wist via een lobbyist voor elkaar te krijgen dat Kamerlid Van Haga de staatssecretaris opriep de Kamer ‘zo uitgebreid mogelijk te informeren over de testuitslagen’ van de concurrent.


    Van Haga ziet hier geen enkel kwaad in. Het ging immers om een Nederlands bedrijf en, zo stelt hij: ‘BVNL zet Nederlandse bedrijven op nummer 1!’ Op de vraag of hij wel vaker gebruik maakt van door bedrijven aangeleverde teksten voor Kamervragen en moties, reageert hij dan ook positief. ‘Uiteraard. BVNL vecht voor het belang van Nederland en als er een gedupeerde is, werken wij graag samen. Alle lobbyisten uit het Nederlandse MKB weten ons te vinden. De agrarische sector, de horeca, de kermisbranche, de energiebranche, de visserij, de binnenvaartschippers, etc.’


    Het is het type ‘ombudspolitiek’ waar zijn partijgenoot Richard de Mos in Den Haag mee in de knel kwam. De 113 duizend euro die ondernemers doneerden aan de partij van De Mos: was dat uit ideologische affiniteit of omdat ze er iets voor terugkregen? Het Openbaar Ministerie meende van wel, de rechter meende van niet. Uit zijn tijd in de gemeenteraad van Den Haag herinnert Kamerlid Pieter Grinwis (CU) zich hoe er vanuit de Groep de Mos soms moties werden ingediend ten behoeve van individuele cafés. ‘Dan kun je je afvragen hoe die belangenafweging is gemaakt, maar dat is volgens mij bij uitstek een politieke discussie en geen zaak voor het OM.’ Het is namelijk erg lastig om direct aan te wijzen waar het algemene belang ophoudt en een particulier belang begint, en op welke momenten ze overlappen.


    Lobbyisten


    Gewoon belangenbehartiging

    Op Van Haga (BVNL) na trekken Kamerleden doorgaans de grens bij penvoerderschap: input van belangengroeperingen gebruiken of parafraseren doen ze allemaal, maar ze gaan nog altijd over hun eigen inbreng. ChristenUnie-Kamerlid Pieter Grinwis merkte bijvoorbeeld dat het verduurzamen van 2,7 miljoen slecht geïsoleerde woningen voor veel mensen onbetaalbaar bleek. Samen met het CDA en GroenLinks ging hij om tafel met wetenschappers, maar ook met Techniek Nederland en isolatiebedrijven. Die laatste hebben een direct financieel belang bij isolatiemaatregelen. ‘Natuurlijk,’ zegt Grinwis. ‘Maar ze hebben ook de kennis in huis om mij als Kamerlid te vertellen wat wel of geen effectief beleid is.’ Het om de tafel gaan met een belangenbehartiger die financieel baat heeft bij een bepaalde politieke maatregel hoeft volgens Grinwis niet problematisch te zijn. ‘In dit geval dient het evident een algemeen belang, want in dit soort slecht geïsoleerde appartementen uit de jaren zestig zitten niet de meest kapitaalkrachtige mensen. Die kun je niet achterlaten.’


    Of dit een goede manier is van belangenbehartiging, is volgens hem ook aan zijn Kamercollega’s. ‘Als iemand daar anders over denkt, laat die mij dan kritisch bevragen in het politieke debat.’


    ‘Lobbyen is gewoon belangenbehartiging,’ zegt Henri Bontenbal, ‘en politiek gaat over belangenafwegingen, dus nogal wiedes dat lobbyisten en politici elkaar vinden.’ Bontenbal ziet het vooral misgaan bij de dossierkennis van Kamerleden om de lobby op juiste waarde te schatten en in een bredere context te plaatsen. ‘We moeten onze pijlen niet richten op het fenomeen lobbyen, maar op de ethiek van Kamerleden. Als iemand zich laat gebruiken door een bedrijf, dan moet je wijzen naar de betreffende fractie of naar het Kamerlid, want daar vindt die beoordeling plaats.’


    Argumenten


    De observatie dat lobbyen gaat over belangenbehartiging en de politiek over de afweging van belangen, wordt gedeeld door de Leidse bestuurskundigen Caelesta Braun, die samen met collega Bert Fraussen van de Universiteit Leiden een artikel hierover schreef. Braune wijst erop dat de organisatievorm bij lobbyen varieert: van multinationals tot goede doelen of burgerorganisaties. ‘Iedere burger of organisatie die een ambtenaar of politicus benadert, of via protesten of de media zijn of haar belang kenbaar maakt, is aan het lobbyen,’ aldus Braun, die hoogleraar Openbaar Bestuur & Maatschappelijke Democratie is. Een wijkvereniging in Rotterdam die klachten heeft en probeert aan inspraak te doen is net zo goed aan het belangenbehartigen als iemand van Shell. ‘Toch zijn we geneigd Shell als lobbyist te omschrijven, en de wijkvereniging als burgerparticipatie, maar in essentie doen ze allebei aan belangenbehartiging, uiteraard wel vanuit een heel verschillend perspectief.’ 



    Tegelijkertijd wordt het label ‘lobbyist’ vooral gehanteerd als het gaat om de belangen van de politieke opponent. Dat de milieuwet van Jesse Klaver (GroenLinks) en Diederik Samsom (PvdA) in 2015 een kopie bleek van een voorstel van Milieudefensie zal eerder rechtse wenkbrauwen doen optrekken dan linkse, net zoals een Unilever-appje naar minister-president Mark Rutte (VVD) vooral verkeerd zal schieten in het progressieve keelgat.


    Lobbyen raakt ook aan een niet te beantwoorden kip-ei vraag: shoppen partijen in de belangen die hun ideologie bevestigen, of zijn stevige belangen soms in staat de politieke agenda naar hun hand te zetten?



    Een effectieve lobby richt zich volgens Caelesta Braun vaak op fracties of partijen die al in de politieke-voorkeurrichting liggen. Zeker, er wordt ook nagedacht over de vraag hoe er een meerderheid kan worden gevonden in zowel de Tweede als de Eerste Kamer, maar dat neemt niet weg dat een wapenfabrikant meer kans zal maken bij de VVD dan bij de SP. Een beroepsvereniging van worstendraaiers zal de Partij voor de Dieren niet bovenaan haar lijstje hebben. Er wordt nogal eens informatie aangeleverd die al in lijn ligt met de politieke richting van de partij, aldus Braun. ‘Op zo’n moment is er geen sprake van een individueel financieel belang vermomd als algemeen belang, maar wordt munitie aangeleverd bij iets wat die partij toch al vindt, wat de kans groter maakt dat het er doorheen komt.’ 


    Er spelen allerlei belangen

    Financiële belangen spelen daarnaast niet alleen in het zakenleven. De lobbyisten die Vrij Nederland voor dit artikel spreekt, wijzen er steevast op dat ook semioverheid en overheid er lustig op los lobbyen als dat nodig is. Uit het register blijkt dat ook gemeenten, waterschappen, provincies, en bijvoorbeeld het Nederlandse Genootschap van Burgermeesters de weg naar de Tweede Kamer prima weten te vinden.



    Maar niet iedereen die lobbyt, ziet zichzelf ook als een lobbyist. ‘Ik vind Frans Timmermans bijvoorbeeld een lobbyist,’ zei Caroline van der Plas (BBB) in september vorig jaar tijdens een Kamerdebat. ‘Dat klinkt misschien heel raar, maar wij krijgen, werkelijk waar, elke maand verzoeken om een gesprek, over dit, over Fit for 55, over de Green Deal. Laatst was hij hier nog weer met zijn hele kabinet, met dertig personen, om even een uurtje een broodje te eten met Kamerleden om te praten over allerlei dingen.’


    Er spelen, kortom, allerlei belangen.


    Waaronder de politieke belangen van een minister. Vanuit de ministeries wordt net zo goed likkebaardend gekeken naar de pen van Kamerleden. Politiek assistenten bijvoorbeeld zijn doorgaans geïnteresseerd in Kamerleden die een motie willen indienen: ‘Dan kijk ik wel even. Want ze moeten natuurlijk niet een motie indienen waarmee ze ons heel erg in de problemen brengen, dat is gewoon niet zo handig. Dus dan probeer je het wel een beetje te dealen: als je het zo formuleert, dan kan het wel,’ vertelde een politiek assistent in 2008 aan masterstudente Marlies de Vries van de Universiteit Utrecht. Vijftien jaar later is deze politieke variant van een slager die meeschrijft aan de voorwaarden van zijn eigen keuring nog altijd staande praktijk. ‘Als je erover nadenkt, is het zeker vanuit het oogpunt van dualisme, macht en tegenmacht, natuurlijk heel raar,’ aldus JA21-Kamerlid Nicki Pouw-Verweij, die ook wel eens het aanbod heeft gekregen van een politiek assistent om een motie van haar te herschrijven.


    Lobbyisten


    Weinig medewerkers

    De grootste uitdaging voor Kamerleden zit dan ook in overzicht houden over het speelveld, en de wirwar aan belangen in de juiste context plaatsen. De complexiteit van het Nederlandse politieke stelsel moet niet onderschat worden, zegt UvA-onderzoeker Marcel Hanegraaff. Er is wetgeving op gemeentelijk, provinciaal, landelijk en internationaal niveau. ‘Dit maakt het erg lastig voor Kamerleden om in te schatten waar precies de oplossing voor bepaalde problemen ligt, en in welke situatie welke belangen wel of niet moeten worden meegewogen.’


    Juist omdat lobbyisten professionals zijn op bepaalde onderwerpen, en Kamerteksten zeer technisch zijn, valt beïnvloeding soms alleen op voor de goede verstaander.


    Zeker met een kleine ondersteunende staf. Nederlandse Kamerleden moeten het met relatief weinig doen, concludeerden politicologen Simon Otjes en Gijs Jan Brandsma, die het aantal fractiemedewerkers in de Tweede Kamer afzetten tegen het aantal in andere landen. Afgezet tegen het inwoneraantal zouden er nog tweehonderd bij moeten.


    Of de relatief kleine staf een probleem is voor het functioneren van de Tweede Kamer konden de politicologen overigens niet zeggen. ‘Er is simpelweg niet genoeg informatie beschikbaar over het aantal fractie- en Kamermedewerkers.’ Opmerkelijk volgens de politicologen, aangezien ze worden betaald met belastinggeld. ‘Het publiek verdient inzicht over hoe ze worden ingezet en wat het opbrengt.’


    Niet alleen heeft het Nederlandse parlement relatief weinig medewerkers, ook zijn er meer partijen bij gekomen. Vorig decennium zaten er gemiddeld veertien Kamerleden in een fractie, nu zijn dat er nog negen. Resultaat: het aantal dossiers per Kamerlid is toegenomen, en op elk dossier spelen weer andere belangen. En waar voorheen een Kamerlidmaatschap van acht of twaalf jaar geen uitzondering was, zitten Kamerleden tegenwoordig veel korter op het blauwe stoeltje. Hierdoor is er minder tijd om dossierkennis op te bouwen, en om de spelers in het veld te leren kennen en hun belangen. Een zorg die met de recente leegloop van Kamerleden sinds de val van het kabinet-Rutte IV weer heel actueel is.


    Vertrouwen

    De roep om meer medewerkers in de Tweede Kamer komt óók uit de hoek van public affairs. In 2019 begonnen historici Geerten Waling, Berend Sommer en lobbyist Oliver van Loo een petitie die uiteindelijk werd ondertekend door 31 maatschappelijke organisaties, bedrijven, public affairs-bureaus en wetenschappers. In die petitie werd de Tweede Kamer opgeroepen om meer te investeren in de eigen fractieondersteuning. De actie resulteerde – dankzij een motie van Rob Jetten (D66), destijds Kamerlid – in de zogeheten Jetten-gelden.


    Maar of het probleem hiermee is opgelost, is nog maar de vraag. Uit onderzoek van De Nieuws BV en De Groene Amsterdammer bleek dat de Jetten-gelden maar deels zijn gebruikt voor inhoudelijke ondersteuning. Partijen hebben het geld opgepot of uitgegeven aan extra voorlichters en strategen.


    Een van de medeondertekenaars van de petitie, Maaike van Hooidonk van adviesbureau WePublic, is er niet gerust op: ‘Door de snelle wisseling van Kamerleden is het kennisniveau de afgelopen jaren echt omlaag gegaan in de Tweede Kamer.’ Hoewel een lobbyist daarvan zou kunnen profiteren, maakt het volgens haar het werk juist lastiger. ‘Uiteindelijk wil je dat de informatie die je aanlevert wel goed wordt begrepen, daar is dus toch ook kennis voor nodig.’


    ‘In wezen is lobbyen een informatieberoep, zoals politiek en wetenschap dat ook zijn.’


    Vakgenoot en mede-initiatiefnemer van de petitie Oliver Van Loo, deelt deze zorgen: ‘Er is een grote mate van afhankelijkheid vanuit de Tweede Kamer en ik vraag mij af of dat wel zo gezond is.’ Van Loo herinnert zich hoe hij een in de avonduren vanaf een terras vluchtig opgestelde tekst voor een Kamerlid enkele minuten later terugzag via de griffier als motie, ‘met de spelfouten er nog in’.


    ‘In wezen is lobbyen een informatieberoep, zoals politiek en wetenschap dat ook zijn,’ legt hoogleraar Public Affairs Arco Timmermans uit. ‘Informatie wordt hier als ruilmiddel gebruikt, en de vraag komt steevast neer op: hoe check je de kwaliteit van de informatie die de lobbyist van een opdrachtgever heeft gekregen en vervolgens weer doorgeeft aan een Kamerlid?’ Als de lobbyist een Kamerlid verkeerd informeert en voor schut laat staan, verliest hij zijn ingang. In principe hebben beide partijen er dus baat bij als de informatie die wordt aangeleverd van goede kwaliteit is.


    Volgens lobbyist Oliver van Loo draait zijn vak grotendeels om vertrouwen: ‘Dat gaat honderd keer goed, en soms mis.’


    Juist omdat lobbyisten professionals zijn op bepaalde onderwerpen, en Kamerteksten zeer technisch zijn, valt beïnvloeding soms alleen op voor de goede verstaander. Zo maken lobbyisten graag gebruik van de schriftelijke vragenronde omdat daar niet altijd bij wordt vermeld welke partij welke vragen stelt. Dan wordt er een lijst vragen namens de hele Kamercommissie gestuurd. Toch herkennen ambtenaren aan de vragen vaak wel uit welke lobbyhoek ze komen. Voor lobbyisten zijn ambtenaren op ministeries en bewindspersonen een belangrijker doelwit dan parlementariërs. De Tweede Kamer kan soms gebruikt worden als springplank.


    De meeste Kamerleden die we spraken, zien zichzelf als autonoom, onafhankelijk en prima in staat om de belangen af te wegen. Zolang ze zélf om de informatie vragen en bepalen welke informatie ze wel of niet meenemen, ligt de belangenafweging precies waar die hoort: bij de politicus zelf.


    Dit politieke zelfbeeld is volgens UvA-onderzoeker Marcel Hanegraaff herkenbaar, maar niet realistisch: ‘Politici lijden aan chronische zelfoverschatting, uit onderzoek is gebleken dat het echt niet zo werkt.’ Hanegraaff wijst erop dat het niet alleen gaat om zicht hebben op het speelveld van belangen, maar ook om de timing. Als voorbeelden noemt hij de klimaatplannen van de Europese Unie. Bedrijfslobbyisten overdreven de mogelijke negatieve consequenties van de plannen. Zo werd controverse gecreëerd om politieke actie te forceren. Een politicus kan dan scoren door zichzelf te profileren als redder in nood die even een stokje steekt voor schadelijk beleid.


    Soms wordt informatie ook op een bepaalde manier gepresenteerd om de achterliggende belangen te verdoezelen. De Amerikaanse fossiele industrie zette bijvoorbeeld stichtingen op die vervolgens met als onafhankelijk gepresenteerd onderzoek naar buiten kwamen waaruit zou zijn gebleken dat de effecten van klimaatverandering sterk werden overschat. ‘We hebben kunnen zien en meten dat dit soort acties invloed hebben op de publieke opinie. Politici vinden zelf van niet, maar ze worden aantoonbaar beïnvloed.’


    Ook in Nederland komt het voor dat de bron wordt verdoezeld. Zo ging het televisieprogramma Rambam in 2013 met een fictief bedrijf en een verzonnen issue naar Den Haag. Binnen twee maanden lukte het de makers om CDA-Kamerlid Mona Keijzer en PvdA-Kamerlid Khadija Arib vragen te laten stellen aan minister Edith Schippers (VVD) van Volksgezondheid. De lobbyist die Rambam in de arm had genomen, adviseerde om een stichting op te richten om zo het commerciële belang te verbergen. Er werd destijds schande geroepen over Keijzer en Arib, maar Hanegraaff is een stuk milder. ‘Je kunt dat onderscheid als politicus in de praktijk gewoon niet maken.’


    Aan banden leggen


    Het verschil tussen hoe er in de Tweede Kamer over lobbyen wordt gesproken en hoe Kamerleden er in de praktijk mee omgaan is intussen groot. Volgens hoogleraar Caelesta Braun is dit verschil mede te verklaren door het maatschappelijke debat waaraan politici zich spiegelen. Dat debat is vaak gekoppeld aan een incident waarover schande wordt geroepen.’ Het parafraseren van suggesties van lobbyisten, het laten opstellen van teksten tot zelfs het laten meeschrijven aan amendementen en moties is staande praktijk. Maar zodra daar ophef over is, ga jij als Kamerlid natuurlijk niet zeggen dat je het zelf ook wel eens doet.



    Hierdoor gaat de politieke discussie over lobbyisten steevast over het aan banden leggen, het controleren en het registreren van hun activiteiten. Volgens Braun geeft dit een vertekend beeld. ‘Eigenlijk kun je zeggen dat iedere burger die een ambtenaar benadert, of via protesten of de media een belang kenbaar maakt, aan het lobbyen is. Als je daar zicht op wilt houden, moet je zicht houden op alles en iedereen die heeft geprobeerd om input te leveren op besluitvorming.’


    En juist het kenbaar kunnen maken van een belang is noodzakelijk in een democratie. ‘De manier waarop de discussie nu wordt gevoerd doet echt afbreuk aan de positieve aspecten van consultatie en burgerparticipatie.’


    Mobiliseren

    Zoals het belangrijk is voor een Kamerlid om de aangeleverde informatie in de juiste context te plaatsen, zo is het ook van belang om zicht te hebben op het lobbyspeeldveld. Dat is de afgelopen tien jaar flink veranderd. Want het gaat natuurlijk ook over de mogelijkheden om bepaalde belangen te mobiliseren. Een individuele burger die een bezorgde mail stuurt aan een Kamerlid is niet te vergelijken met de multinational die een lobbykantoor kan inhuren die meedenkt over een hele strategie. Dat laatste kost geld.


    Geld om belangen te organiseren kan komen uit de samenleving zelf, via donaties of contributies, maar wanneer het aan de markt wordt overgelaten, is het eindresultaat dat degene met het meeste geld het beste is georganiseerd. ‘Daar kun je dan subsidie tegenover zetten vanuit de overheid, en precies op dit vlak zien wij verschillen ontstaan,’ legt Marcel Hanegraaff uit. Voorheen bungelde Nederland ergens tussen het Amerikaans-Britse model – waarin er amper overheidssubsidies zijn voor ngo’s – en het Scandinavische model, waarin overheden er strikt op toezien of alle belangen evenredig vertegenwoordigd zijn. ‘Maar de afgelopen tien jaar is Nederland volledig opgeschoven naar het Amerikaanse model,’ zegt Hanegraaff. ‘De groepen met het meeste geld hebben de beste toegang, en dat is problematisch.’


    Voor zichzelf

    Hanegraaff ziet ook een andere ontwikkeling: bedrijven lobbyen steeds meer voor zichzelf, en niet meer via een koepelorganisatie als VNO-NCW. ‘We weten uit onderzoek dat als associaties lobbyen, ze zich richten op de lange termijn en op stabiliteit in de sector. Individuele bedrijven gaan voor het eigen kortetermijnbelang.’


    Dit wordt bevestigd door een UvA-masterscriptie van Rosa Juffer die samenwerkte met Open State Foundation. Haar saillante conclusies haalden krantenkoppen. Zo berekende ze dat tussen 2017 en 2020 de meeste afspraken van bewindslieden met bedrijven (26,6 procent) of bedrijfsorganisaties (20,5 procent) waren. Bewindslieden spraken vooral met bedrijven zoals Ahold Delhaize, Air France-KLM, Facebook en KPN. Slechts 7,8 procent van de afspraken was met ngo’s.


    Wie overigens denkt dat met deze laatste groep in ieder geval een breder, representatief palet aan belangen wordt behartigd, vergist zich. Hanegraaff wijst erop dat ngo’s – zoals Greenpeace en Amnesty International – weliswaar maatschappelijke belangen nastreven, maar verder niet heel representatief zijn. ‘Als je kijkt naar verschillende dimensies – zoals opleidingsniveau, sociaaleconomische achtergrond, aandeel vrouwen – verdedigen ook ngo’s vooral de belangen van geprivilegieerde groepen.’


    'Juist door verantwoording af te leggen, kunnen burgers zien of iets een politieke keuze is geweest of niet.’


    De besluiten die politici nemen, hebben intussen niet alleen effect op de belangengroeperingen die zich aan tafel weten te wurmen, maar op alle burgers. ‘Lobbyisten leveren informatie aan die een rol spelen bij politieke beslissingen, en die hebben vervolgens weer een effect op wat jij en ik als burger wel of niet krijgen. Daar moet gewoon verantwoording over afgelegd worden,’ vindt hoogleraar Arco Timmermans.


    De lobbyisten die we spreken zouden daar niet zoveel moeite mee hebben, het zijn vooral de Tweede Kamerleden die er niet op zitten te wachten. De parlementariërs verklaren eensgezind dat ze de belangenafweging prima zelf kunnen maken, en stemmen steevast tegen voorstellen die gaan over het afleggen van verantwoording daarover.


    ‘Maar juist door die verantwoording wel af te leggen, kunnen burgers zien of iets een politieke keuze is geweest of niet,’ zegt VOLT-Kamerlid Laurens Dassen. In een poging om de aanbevelingen van de Europese anti-corruptiewaakhond GRECO over te nemen, schreef Dassen samen met Pieter Omtzigt een initiatiefnota. Slechts een klein deel van de voorstellen werd overgenomen door de Tweede Kamer. En wat het wel haalde – zoals het instellen van een lobbyregister – werd alsnog niet door het kabinet uitgevoerd.


    De motie van Renske Leijten (SP), die opriep tot een afkoelperiode voor Kamerleden voor ze als lobbyist aan het werk zouden mogen, kreeg evenmin een Kamermeerderheid.


    ‘Er heerst in Den Haag een cultuur van “dit lossen we zelf wel met elkaar op. Ik bepaal zelf wel wat ik openbaar maak en hoe ik mijn zaken regel”,’ reflecteert voormalig PvdA-Kamerlid Lea Bouwmeester. Samen met fractiegenoot Astrid Oosenbrug schreef zij in 2015 een initiatiefnota, genaamd ‘Lobbyen in daglicht’. Van de veertien aanbevelingen, die in 2017 door de Kamer werden aangenomen, is maar een beperkt aantal uitgevoerd.


    Tegenwoordig is Bouwmeester overigens zelf ook – zij het onbetaald – belangenbehartiger: ze heeft zich gespecialiseerd in het vertegenwoordigen van ondervertegenwoordigde groepen.


    Het bericht De Tweede Kamer lijdt aan lobby-schizofrenie verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Mon, 09 Oct 2023 02:00:17 +0000
  • Iets anders dan de euro: alternatieve geldsystemen kunnen ongelijkheid bestrijden

    Er moet iets gebeuren, dacht burgemeester Michael Unterguggenberger van het dorp Wörgl in Oostenrijk. Het was 1931, midden in de Grote Depressie. Al een paar jaar zat het dorp in het slop, net als de rest van Europa en de Verenigde Staten. De beurzen waren in 1929 ingestort, faillissementen en werkloosheid waren aan de orde van de dag. Wat de zaken nog verergerde, was dat banken geen leningen meer durfden uit te geven. Er waren bankruns op spaargeld en verschillende banken gingen over de kop. De schrik zat er goed in, ook in Wörgl, en de burgemeester stond voor een schier onmogelijke opgave.


    Op het dieptepunt van de Grote Depressie was een kwart van de bevolking van Oostenrijk werkloos. Minder uitbetaalde lonen betekende nog minder geld en dus nog minder schillingen, de munteenheid van Oostenrijk destijds, in omloop. Ook in de gemeente Wörgl was de Grote Depressie voelbaar: de belastinginkomsten daalden naar een historisch dieptepunt waardoor ook de publieke investeringen stokten. Een neerwaartse spiraal.

    Alleen een wonder kon de problemen oplossen – en dat is precies wat er gebeurde. Terwijl Oostenrijk jaren zou blijven hangen in een voortslepende economische ‘depressie’, begon er in Wörgl een grote ommekeer.


    Het wonder van Wörgl

    De meeste mensen die de Grote Depressie meemaakten, dachten dat de crisis alleen op het wereldtoneel kon worden opgelost, maar Unterguggenberger dacht daar anders over. Er ging geen hulp van buiten komen, wist hij. Dus dacht hij na over manieren om de lokale economie weer op gang te krijgen, iets wat de ondernemers in het dorp een zetje in de rug zou geven. Hij kwam met een briljant idee: de schillingen van de gemeente apart zetten op een rekening bij de lokale Raiffeisenbank en waardebonnen in omloop brengen als claims op dat geld.


    De gemeente begon de waardebonnen in de lente van 1932 als betaalmiddel te gebruiken voor subsidies en ambtenarensalarissen, én te accepteren als belastinggeld. ‘Nepgeld’ noemden de inwoners van Wörgl het aanvankelijk. Maar die kritiek verstomde toen Rosa Schnaiter, de vrouw van Unterguggenberger, tevens gerespecteerd ondernemer, de bonnen ook ging accepteren als betaling.


    Als je een hedendaags wonder van Wörgl zou moeten aanwijzen, zou het het Sardex-netwerk zijn op Sardinië.


    Het briljante zat ’m in twee dingen. Het eerste: mensen mochten de waardebon te allen tijde inruilen voor schillingen, die immers veilig op de bankrekening van de gemeente stonden. Dat leidde tot vertrouwen in de waarde van de bonnen. Omruilen werd wél ontmoedigd door een premie van 5 procent op de omgeruilde waardebon. Voor een voucher ter waarde van 1 schilling kreeg je dus 0,95 schilling terug.


    Het tweede: een ‘negatieve rente’ op de waarde van de bonnen – naar een idee van de Duits-Argentijse econoom Silvio Gesell. Elke maand werden de bonnen 1 procent minder waard. Dat was, in het pre-digitale tijdperk, een heel gedoe met zegels die op de waardebonnen geplakt moesten worden, maar het lukte wel de mensen uit Wörgl te ontmoedigen de waardebonnen onder hun kussen te bewaren.


    De resultaten van het experiment waren niet gering. Steeds meer bedrijven accepteerden de waardebonnen. Consumenten begonnen ermee te betalen en betaaalden hun belastingen ermee. Het ‘geld’ bleef binnen de grenzen van Wörgl circuleren omdat het daarbuiten niet werd geaccepteerd. En die circulatie was, mede vanwege de ‘negatieve rente’, vanaf de allereerste dag zeer hoog. Binnen een paar jaar was de lokale dorpseconomie opgebloeid, in tegenstelling tot de rest van Oostenrijk (en de wereld). Het Wonder van Wörgl was compleet.


    Circulair geld


    Verborgen herverdeling

    Waarom is dat allemaal van belang?


    Omdat het huidige geldsysteem, ook in Nederland, niet in het belang is van lokale economieën en ongelijkheid veroorzaakt en verergert. Én omdat er inmiddels een heel veld (opnieuw: ook in Nederland) bestaat van alternatieve geldsystemen die die dynamiek proberen te omzeilen.


    Het voornaamste probleem met geldcirculatie is het weglekken van euro’s uit de reële economie, waar transacties direct verbonden zijn met echte goederen en diensten, naar de speculatieve financiële sector. Weglekken gebeurt op gigantische schaal en het gebeurt op verschillende – soms complexe – manieren, maar dit is de essentie: elke keer als iemand brood koopt bij de Jumbo, koffie bij de Coffee Company of een bed bij Ikea, komt er geld binnen op de bankrekening van die bedrijven. Van dat geld blijft alleen het deel dat naar de lonen van de werknemers gaat, en naar eventuele lokale leveranciers, lokaal; de rest van het geld – het merendeel – verdwijnt als winst of rente naar de bankrekeningen van anonieme ceo’s, aandeelhouders en investeerders.


    In The Money Syndrom (2012) berekent Helmut Creutz dat de armste 10 procent van de Duitsers (zijn onderzoek gaat over Duitsland) gemiddeld 4100 euro per jaar kwijt is aan rente. De rijkste 10 procent ontvangt gemiddeld 61.000 euro rente per jaar. Dat heeft te maken met de financiering van alles wat wij, consumenten, kopen. Het belangrijke is dat die financiering meestal komt in de vorm van rentedragende leningen. Of het nou een huis, een blikje cola of een matras is, er zit een grote slok rente verdisconteerd in de prijs, soms tot wel 30 of 40 procent. Rente wordt daarom door economen ook wel een ‘verborgen herverdelingsmechanisme’ genoemd.


    Hedendaagse wonderen

    Als je een hedendaags wonder van Wörgl zou moeten aanwijzen, zou het het Sardex-netwerk zijn op Sardinië. Het is een zogenoemd mutual credit-netwerk waarin deelnemers niet alleen betalen in Sardex, maar elkaar ook rentevrij bedrijfskrediet verschaffen.


    Het Sardex-netwerk werd opgericht in 2008 en tegenwoordig handelen naar schatting zo’n tienduizend lokale bedrijven in Sardex, ruim 10 procent van alle bedrijven op het eiland. Alle onderlinge transacties bij elkaar zijn goed voor rond de 150 miljoen Sardex, het equivalent van 150 miljoen euro. Het doel voor de komende jaren ligt op een half miljard.

    Een goeie tweede kandidaat is het Eusko-netwerk in Frans Baskenland, dat dit jaar tien jaar bestaat en, anders dan de Sardex, niet alleen handel tussen bedrijven mogelijk maakt – B2B in economisch jargon – maar ook tussen bedrijven en hun klanten. De Eusko maakt uitsluitend betaalverkeer mogelijk, geen onderling krediet. 1300 bedrijven en vierduizend consumenten betalen en worden betaald in Eusko, waarvan er dit jaar zo’n 4 miljoen circuleert.


    Deze en andere circulair-geldsystemen stammen uit de tijd of de nasleep van de financiële crisis van 2008 en de daaropvolgende ‘schuldencrisis’ van 2011, en dat is niet toevallig.

    Hoewel anders van aard, waren de gevolgen van de crises vergelijkbaar met die in de jaren dertig: minder investeringen, minder leningen van banken, minder geldcirculatie, minder consumptie, meer faillissementen en meer werkloosheid. In dat licht bezien was het circulaire geld een kussen voor een (lokale) economie in vrije val. Zeker wanneer het netwerk, in tegenstelling tot banken die alleen in goeie tijden krediet willen verschaffen, juist in de moeilijke tijden extra geld in omloop brengt in de vorm van onderling krediet.


    Circulair geld


    Digitale revolutie

    Het Wonder van Wörgl liep niet goed af, trouwens. Andere dorpen en kleine steden in Oostenrijk zagen het wonder bij de buren en het duurde niet lang voordat zij het systeem begonnen te kopiëren. Er was zoveel interesse voor dat de centrale bank van Oostenrijk de monetaire controle uit haar handen zag glippen en op 1 september 1933 alle alternatieve betaalmiddelen in het land verbood. Unterguggenberger mocht kiezen: de stekker eruit of het gevang in.


    Maar dat was vóór de digitale revolutie.


    De Social Trade Organization (STRO) uit Utrecht is een van de organisaties die al sinds de jaren negentig digitale ‘circulair-geld’-systemen mogelijk maakt, in Europa en Zuid-Amerika. Ze bouwde een stuk software, Cyclos, dat in Nederland momenteel de circulatie van onder meer Knopen (Zeist), Friese en Utrechtse euro’s (Friesland en Utrecht), Vixen (Alkmaar) en Herten (Arnhem) faciliteert. Ook de Sardex op Sardinië en de eveneens succesvolle Grama in Santa Coloma, een voorstad van Barcelona, draaien erop.


    Al het circulerende geld wordt voor 100 procent gedekt door euro’s. Cyclos-gebruikers krijgen een bankrekening, een app met een rekeningoverzicht, en betalen met een pasje. Als je niet beter zou weten, is het ‘echt’ geld dat rondgaat. Toch is dat laatste volgens Henk van Arkel, econoom en directeur van STRO, technisch en wettelijk gezien onjuist, in elk geval in Nederland: ‘De gebruikers van het systeem van Cyclos zijn lid van de Coöperatie Circulair Geld Nederland. We hebben het systeem zó ontworpen dat het door financiële instellingen niet wordt gezien als geld en dus als geldschepping, maar als de boekhouding van aandelentransacties tussen de leden van een vereniging.’


    Een ander soort geld

    In Cyclos zitten een paar innovaties die er volgens Van Arkel toe leiden dat geld minder vaak weglekt of wordt opgepot en juist vaker circuleert in de regio waar het in omloop wordt gebracht.


    Lokale netwerken hebben de mogelijkheid tot een lokale wisselkoers, vertelt hij. De gebruikers in Alkmaar of Zeist kunnen zelf instellen hoeveel euro’s je krijgt voor een Vix of een Knoop: ‘Zo kunnen ze er samen voor zorgen dat de koopkracht vaker tussen de deelnemers blijft circuleren. Daardoor versterkt circulair geld de lokale economie.’


    De zogenaamde multiplier, het aantal keer dat het geld van eigenaar wisselt binnen de lokale of regionale economie voordat het weglekt, ligt overal waar Cyclos wordt gebruikt hoger dan bij de euro.


    Als eenmaal voldoende bedrijven extra omzet maken, is ook een negatieve rente mogelijk. Net als in Wörgl in de jaren dertig, eigenlijk, maar dan de verfijnde digitale variant. Van Arkel noemt het liever ‘een provisie op verdienste’ omdat het alleen betaald wordt door bedrijven die circulair geld verdienen en niet voor consumenten.


    ‘Een betaalde rekening in circulair geld,’ zegt hij, ‘kan met behulp van Cyclos elke maand een klein beetje van haar waarde verliezen, bijvoorbeeld een half of een heel procent.’ Oppotten, met andere worden, kost (een beetje) geld. Deze en andere handigheidjes in de software zorgen ervoor dat geld vaker blijft rondgaan, zo blijkt uit cijfers van STRO. De zogenaamde multiplier, het aantal keer dat het geld van eigenaar wisselt binnen de lokale of regionale economie voordat het weglekt, ligt overal waar Cyclos wordt gebruikt hoger dan bij de euro.


    Euro’s gaan gemiddeld anderhalf keer rond in de regio waar die in omloop wordt gebracht. Circulair geld in Nederland, daarentegen, gaat gemiddeld twee tot vier keer rond. Maar het kan nog beter. De Grama zag de multiplier sinds het gebruik in 2014 stijgen van 1,85 naar 5,85 in 2022. Dat betekent kort gezegd dat niet twee, maar bijna zes lokale bedrijven aan het circulerende geld hebben verdiend.


    Wim van Bokhorst, mede-coördinator van de Vix, beschrijft in een e-mail zo’n keten van betalingen in Alkmaar. ‘Het Stedelijk Museum betaalde mij in Vix voor een vertelklus, ik huurde een vergaderruimte bij Urban Nomads, zij lieten een tafel maken bij Handwerk, die daarna boodschappen deed bij Ekoplaza, waarna hun team uit eten ging bij het IJkgebouw. Het liep spaak toen het IJkgebouw belasting aan de gemeente dacht te kunnen betalen in Vix, maar dat komt vast ook nog wel.’


    Geld kun je sturen

    Voorbeelden genoeg, maar waar dient het nu allemaal toe, dat circulaire geld? Die vraag stel ik via Zoom aan Heidi Leenaarts, een van de mensen achter het door Coöperatie Circulair Geld Nederland gefaciliteerde United Economy-netwerk. Het netwerk maakt dit jaar een ontwikkeling door, vertelt Leenaarts, van een circulair-geldsysteem op landelijk niveau waarbinnen ondernemers elkaar betalen in ‘Uniteds’, naar een ‘beweging’ waarin de lokale groepen en het nationale netwerk samen komen ‘om de transitie te versnellen’.


    Lokaal, regio-gebonden geld, zoals de Vix, de Eusko of de Grama, is volgens Leenaarts slechts een van de vormen die ‘circulair geld’ kan aannemen. Leenaarts heeft het over het ‘bewust sturen’ van de geldcirculatie ‘zodat het specifieke doelen dient’. Dat kan het stimuleren van de lokale economie betekenen, maar bijvoorbeeld ook het aanmoedigen van ecologische duurzaamheid, zoals bij de United. ‘Met Uniteds kun je geen benzine tanken. Je kunt er wel elektrisch mee rijden. En je weet dat degene die jij betaalt in Uniteds daar ook niet mee kan tanken. Met “circulair geld” kun je bepaalde dingen stimuleren en bepaalde dingen uitsluiten die je liever niet wil, zoals fossiele brandstof.’


    De vraag is wel: wie bepaalt wie er wel en niet mee mag doen met het netwerk? Met andere woorden: wie is duurzaam genoeg? Leenaarts geeft aan dat United Economy geen keurmerk wil – en kan – zijn, maar dat deelnemers ‘oprechte duurzame ambities’ moeten hebben en transparant moeten zijn over de voortgang.


    Circulair geld


    36 gemeenten

    Aan circulair-geldprojecten dus geen gebrek in Nederland, maar heeft het enige substantie? Kunnen alternatieve betaalmiddelen nu of op termijn een serieuze rol gaan spelen, parallel aan of misschien wel concurrerend met de euro?


    Cijfers uit Zeist, Arnhem, Alkmaar en Utrecht suggereren dat het zo’n vaart nog niet loopt. In elk van de steden ligt het totale handelsvolume in circulair geld in 2022 onder de 50.000. Utrecht laat iets betere cijfers zien: 136.000 Utrechtse euro’s omzet verdeeld over 161 bedrijven. Het totale landelijke handelsvolume in circulair geld van bedrijven en particulieren die bij Coöperatie Circulair Geld Nederland zijn aangesloten (er zijn ook netwerken die zelfstandig opereren, zoals De Alternatieve Munt (DAM) in Rotterdam), ligt rond de 1 miljoen per jaar. Over het algemeen genomen, en zeker in vergelijking met succesprojecten uit het buitenland, blijft de omvang en impact van circulair-geldsystemen in Nederland tot nu toe bescheiden.


    Hoe komt dat? Of, misschien interessanter: waarom lukt het op andere plekken in Europa wel?


    Ik vraag het aan Iban Carricano van Euskal Moneta, de Frans-Baskische organisatie achter de Eusko, met bijna 5500 deelnemers en ruim vier miljoen in omloop het succesvolste circulaire geld van Frankrijk (van de honderden initiatieven). De populatie van Frans-Baskenland is met circa 300.000 mensen iets kleiner dan de stad Utrecht.


    Misschien hebben we straks, honderd jaar na het Wonder van Wörgl, wel te maken met een nieuw wonder.


    De allerbelangrijkste verklaring van het succes, legt Carricano me uit, is de gezamenlijke voorbereiding. ‘Voordat we überhaupt begonnen, hebben tien vrijwilligers het netwerk gedurende twee jaar lang opgebouwd, inclusief een paar grote campagnes zoals Choose the name of the local currency! Daar bedachten een paar honderd mensen samen de naam Eusko. Bij de lancering in 2013 was er al een actief netwerk van driehonderd deelnemers en honderd bedrijven die ter plekke in Eusko begonnen te betalen.’


    Carricano benadrukt ook de rol van lokale overheden. ‘Het duurde even voordat de eerste gemeente aansloot, maar inmiddels accepteren 36 gemeenten in de regio circulair geld en betalen ermee. Een interessant voorbeeld is de gemeente Ustaritz, dat een deel van de salarissen van alle gekozen gemeenteraadsleden en wethouders uitbetaalt in Eusko.’


    Circulair geld


    Muizenstapjes

    Overheden in Nederland lijken het doorgaans lastig te vinden om een vergelijkbare rol te pakken. Een paar jaar geleden wees burgemeester Aboutaleb een voorstel van de Partij van de Dieren tot deelname van de gemeente Rotterdam aan een circulair-geldnetwerk nog resoluut van de hand. Toch zijn er in de tussentijd muizenstapjes richting circulair geld aan te wijzen. De gemeente Alkmaar opende als eerste gemeente van Nederland een rekening in Cyclos. De gemeente Heerlen zette de actie Heerlens Heitje op, waarbij het vrijwilligers in lokale waardebonnen betaalt die alleen lokaal kunnen worden uitgegeven, feitelijk een vorm van circulair geld. En in Zeist ondersteunt de gemeente donaties aan lokale goede doelen in circulaire Herten.


    Maar de echte vonk lijkt te gaan komen van het Nationaal Programma Samen Nieuw-West in Amsterdam, een politiek-participatief samenwerkingsverband van bijna zestig organisaties, waaronder publieke instellingen als de gemeente en de politie, zorginstellingen en woningcorporaties, en ruim twintig bewonersorganisaties. STRO doet ook mee en het versterken van de lokale economie, gefaciliteerd door circulair geld, staat hoog op de agenda.


    Misschien hebben we straks, honderd jaar na het Wonder van Wörgl, wel te maken met een nieuw wonder, dit keer binnen de eigen landsgrenzen – het Wonder van West.


    Het bericht Iets anders dan de euro: alternatieve geldsystemen kunnen ongelijkheid bestrijden verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Sat, 07 Oct 2023 02:00:24 +0000
  • De topambtenaren achter het toeslagenschandaal blijven nog altijd buiten schot

    Nadat het toeslagenschandaal stapsgewijs aan het licht was gekomen, waarbij de levens van tienduizenden onschuldige burgers systematisch de vernieling in werden geholpen, met bittere armoede, torenhoge schulden, gedwongen huisuitzettingen, verwoeste huwelijken en zelfs zelfmoordpogingen onder getroffen kinderen tot gevolg, waren er misschien mensen die dachten: nu zal het kwartje wel gevallen zijn bij de betrokken ambtenaren van de Belastingdienst. Des te onthutsender was de hoorzitting met Peter Veld, oud-directeur-generaal, onder wiens verantwoordelijkheid de fraudejacht werd opgetuigd, deze week voor de parlementaire enquetecommissie Fraudebeleid en Dienstverlening.


    Bij de eerdere verhoren van de parlementaire ondervragingscommissie die in 2020 de toeslagenaffaire zelf onderzocht, deden Peter Veld en zijn collega Gerard Blankestijn, oud-directeur Toeslagen, hun best de schuld in de schoenen te schuiven van het ministerie van Sociale Zaken, dat als opdrachtgever halsstarrig zou hebben vastgehouden aan de ‘alles of niets-benadering’ die nu eenmaal in de wet stond, ondanks de waarschuwingen waarmee de beide heren zouden zijn gekomen. Die houding leidde toen al tot grote woede bij de enquêtecommissie, die de stelling van de topambtenaren ‘hypocriet’ noemde: alsof incomplete en zoekgeraakte dossiers, het overschrijden van bezwaartermijnen, het aansporen van lager geplaatste ambtenaren om ‘langs de randen van de wet’ te opereren en het negeren en verzwijgen van waarschuwingen zoals het roemruchte memo-Palmen te wijten zouden zijn aan het ministerie van Sociale Zaken en niet aan de Belastingdienst zelf.


    Zelfs disciplinaire maatregelen bleven achterwege, terwijl dat niet alleen recht zou hebben gedaan aan de getroffen ouders en ambtenaren die zich wél schaamden voor de nietsontziende fraudejacht.


    Zo ging het deze week opnieuw. Andermaal kwam Peter Veld met louter ontwijkende antwoorden, zonder enig spoor van betrokkenheid bij de slachtoffers, zelfreflectie of schaamte voor wat er mede onder zijn verantwoordelijkheid in gang was gezet.


    Het was Renske Leijten, Kamerlid van de SP, die in januari 2020 tijdens een Kamerdebat over de reorganisatie van de Belastingdienst fel van leer trok tegen de ‘banencarrousel’: waarom waren betrokken ambtenaren na de toeslagenaffaire rustig doorgeschoven naar andere banen? Waarop premier Mark Rutte met stemverheffing betoogde dat het geen pas gaf zo over topambtenaren te spreken: het zou ‘beschadigend’ zijn om de ambtelijke top aldus ‘vogelvrij te verklaren’.


    In november 2019 onthulden Trouw en RTL dat medewerkers van de fiscus via de Beeldkrant, het intranet van de Belastingdienst, opriepen tot disciplinaire straffen of zelf strafrechtelijke vervolging tegen leidinggevenden in de ‘hogere echelons’ die de onmenselijke praktijken lieten ontstaan. Er werd niets met die herhaalde oproepen gedaan, de betrokken ambtenaren werden jarenlang en nog steeds vakkundig uit de wind gehouden. Zelfs disciplinaire maatregelen bleven achterwege, terwijl dat niet alleen recht zou hebben gedaan aan de getroffen ouders maar ook aan de ambtenaren die zich wél schaamden voor de nietsontziende fraudejacht.


    Zo werkt het in Nederland, het land waar niemand de baas is: als iedereen een beetje schuldig is, is niemand schuldig, en kunnen we rustig over tot de orde van de dag, alsof er niets is gebeurd.


    Het bericht De topambtenaren achter het toeslagenschandaal blijven nog altijd buiten schot verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Fri, 06 Oct 2023 03:00:16 +0000
  • Er is geen bestemming meer voor alle kleding die we produceren



    Dit verhaal is ook te beluisteren.



    Onder een golfplaten dak staat een rijtje naaimachines. De twee voorste machines worden bediend door Marian El Mourabit en Ramzi Al Moer uit Turkije en Syrië, allebei al decennia werkzaam in de textielsector. Zij krijgen daarom de moeilijkste klussen van coördinator Ton Stevens, een hippe twintiger die met gemillimeterd haar en een gebreid mouwloos shirt tussen de tafels doorloopt. Hij somt op waar de negen medewerkers vandaag mee bezig zijn. ‘Bakri herstelt een tunnel voor het elastiek aan de onderkant van een jas. Halina en Xiao Hua zijn allebei bezig een gat te repareren.’


    Stevens heeft mode gestudeerd en zou dit werk in theorie ook allemaal kunnen. ‘Maar zij zijn er veel beter in dan ik,’ lacht hij. ‘Ze hebben jarenlange ervaring.’ In het United Repair Centre komen de vaak in het buitenland opgedane vaardigheden goed van pas. Dit repareerwerk verkleint de afstand van de medewerkers tot de Nederlandse arbeidsmarkt én helpt de textielkringloop beter te sluiten. Het gebeurt midden in Amsterdam waar menig toerist buiten zoekt naar de ingang van de populaire Foodhallen. Waarom zou je hiér kleding repareren? ‘We zoeken nog naar meer ruimte, want we zijn deze locatie ontgroeid,’ zegt oprichter Thami Schweichler met een Braziliaans accent. Hij maakt hier al jaren zo duurzaam mogelijke kleding met Makers Unite en begon een half jaar geleden het United Repair Centre. ‘Op deze locatie krijgen we wel veel zichtbaarheid. We zitten onder de vleugel van een duurzame modeopleiding en er komen overheden, organisaties en merken op bezoek.’ Zo hoopt Schweichler iedereen mee te krijgen in wat hij de ‘repair movement’ noemt. ‘Het is duidelijk dat textiel een van de meest vervuilende industrieën ter wereld is. We produceren jaarlijks ongeveer zeven keer meer dan wat er nodig is. We moeten dus van een hele oude industrie veranderen in een circulaire, die werkt met bestaande grondstoffen en materialen. Maar voordat de boer stopt met katoen produceren hebben we nog een lange weg te gaan. Die begint bij jou en mij, de consument. Wij moeten onze kleding beter gaan bewaren.’


    Hergebruik textiel


    Chemische recycling

    Dat is een heel ander startpunt dan dat van waaruit grote bedrijven proberen de textielketen te sluiten, vertelt Leslie Harwell. Ze is medeoprichter van het Amerikaanse fonds Alante Capital, voor investeringen in de verduurzaming van de mode-industrie. ‘Met tien jaar ervaring als bankier leerde ik dat financiering als gereedschap kan dienen,’ zegt ze. Alante Capital zet investeringen in voor een betere relatie tussen kledingmerken, hun toeleveranciers en de rest van de planeet. ‘We focussen op grote kledingmerken,’ zegt Harwell. ‘Want daarmee maak je de meeste impact.’ Die grote merken kijken vooral naar CO2-uitstoot. Maar ook naar de omschakeling naar een circulaire economie, op verschillende punten in de nu nog lineaire keten. Ze zoeken bijvoorbeeld naar nieuwe materialen om kleding mee te produceren. Harwell: ‘Zo’n 80 procent van de kleding bevat polyester en dat komt meestal van nieuwe olie. De industrie kijkt hoe dat kan veranderen.’ Zo wordt er tegenwoordig kleding gemaakt met gerecyclede PET-flessen en investeerde Alante Capital ook in een bedrijf dat kleding weet te maken van het broeikasgas methaan, dat door microben wordt omgezet in plastic waar vezels van worden gemaakt. Iets verderop in de keten wordt ook gekeken naar manieren om de overproductie te beperken. Harwell: ‘Dat is een belangrijk onderdeel van de rekensom, want er wordt veel meer geproduceerd dan er wordt verkocht. Dat gebeurt bijvoorbeeld als er te veel wordt gemaakt van dezelfde maat, als een kleur of stijl niet aanslaat of als bedrijven een minimumhoeveelheid van een product bestellen tegen een lage stuksprijs.’


    Alante Capital zoekt nog naar een innovatief bedrijf dat helpt de inkoop beter af te stemmen op de daadwerkelijke verkoop. Verder is Harwell enthousiast over nieuwe wetgeving die kledinggiganten verplicht te weten waar hun kleding precies vandaan komt. ‘Merken gebruiken daarvoor nieuwe technologieën om bijvoorbeeld moderne slavernij tegen te gaan, maar ze kunnen die informatie over de keten voor veel meer gebruiken. Een digitaal ID voor kledingstukken kan bijvoorbeeld helpen bij het doorverkopen ervan.’


    Het is een andere schakel in de textielketen waar Harwell veel ziet veranderen: de tweedehands kledingmarkt. Platforms zoals Vinted hebben bewezen dat die markt er is en kledingmerken willen een graantje meepikken. Zo kunnen klanten van sommige winkels of merken tegenwoordig een eerder gekocht product makkelijk digitaal aanbieden voor doorverkoop, inclusief alle informatie die in het digitale kleding-ID zit. Startups koppelen oude en nieuwe klant aan elkaar en sturen een verzendlabel, zodat de kleding direct kan worden doorgestuurd. Winkels of merken krijgen daar een commissie voor. ‘Zo stappen merken ook in de circulaire economie en helpen ze het gedrag van klanten veranderen,’ zegt Harwell. Maar de écht grote sprong naar een circulaire textielketen komt volgens haar als de chemische recycling op gang komt. ‘Daar worden fabrieken voor gebouwd die over zo’n drie tot vijf jaar actief worden. Dan zal vezel-tot-vezelrecycling op een compleet andere schaal gebeuren en een deel van de markt overnemen.’


    Nieuwe stijlen

    Het klinkt allemaal veelbelovend om de kringloop van textiel te sluiten: meer gerecyclede grondstoffen, meer doorverkoop en meer recycling. Maar het zijn wel hele andere punten dan waar het United Repair Centre op mikt: een langdurige omgang van consumenten met hun kleding. Hoe verhouden die aanpakken zich tot elkaar als het gaat om het sluiten van de kringloop? Nederland wil in 2050 een circulaire economie hebben. Dat betekent geen afval meer creëren of nieuwe grondstoffen gebruiken, ook in de textielketen. Om inzichtelijk te maken wat dat inhoudt, verwijzen Rijksoverheid en veel circulaire ondernemers naar de zogenoemde R-ladder. Dat model zet een hele rij circulaire processen – steeds met een Engelse naam en een R als eerste letter – hiërarchisch onder elkaar. Want niet allemaal boeken ze evenveel winst richting een circulaire economie. Relatief weinig impact maak je met de R van recycling. Die R bungelt onder aan de ladder, nog net boven de R van Recover, oftewel: het terugwinnen van energie door verbranding. Je kunt afgedankte kleding vóórdat je die gaat recyclen beter eerst Refurbishen, Repareren of opnieuw in gebruik nemen, bijvoorbeeld door een nieuwe eigenaar (Reuse). Nóg beter is om van een materiaal zoals textiel gewoon minder te verbruiken (Reduce), door er langer mee te doen. Of door het zelfs níét meer te gebruiken (Refuse). Als de productie en de verkoop van kleding door de bovenste R’en vermindert, is er een stuk minder energie en planning nodig om alle afgedankte kleding op te halen, te sorteren en opnieuw te verwerken met de onderste R’en. Kortgezegd: de bovenste R’en maken de kringloop kleiner en dat maakt het makkelijker om de eindjes van de hele kringloop aan elkaar te knopen. Overigens zijn voor het sluiten van de kringloop (en niemand denkt echt dat dat volledig is gelukt in 2050) wel álle stappen nodig.


    Bij textiel gaat het met de bovenste R’en niet goed. We zijn de productie en verkoop van kleding nog lang niet aan het terugschroeven. Integendeel. De verkoop van kleding is de eerste vijftien jaar van deze eeuw wereldwijd zelfs verdubbeld, volgens een rapport van de Europese Commissie. Wereldwijd daalde ook het aantal keren dat een nieuw kledingstuk in totaal wordt gedragen met 36 procent, volgens een rapport uit 2017 van de Ellen MacArthur Foundation en de Circular Fibres Initiative. Die daling zien we voornamelijk in China, in Europa daalde het gemiddeld aantal draagbeurten van een kledingstuk tussen 2005 en 2015 van iets meer naar iets minder dan honderd keer. Dat komt door de opkomst van fast fashion. Kleding komt voor steeds lagere prijzen op de markt en wordt steeds sneller ververst met nieuwe stijlen. Dat komt de kwaliteit van de kleding vaak niet ten goede, maar de verkoopcijfers natuurlijk wel.


    Hergebruik textiel


    Een betere voetafdruk

    Het is een lastig punt in de omschakeling naar een circulaire economie. Ondanks allerlei duurzame ambities zijn maar weinig bedrijven intrinsiek gemotiveerd tot minder vérkoop. Ook de verduurzamingstrends die Harwell schetst, stuwen de verkoopcijfers misschien eerder op dan dat ze die doen dalen. Als het makkelijker wordt om afgedankte kleding door te verkopen, hebben klanten sneller ruimte voor nieuwe items in de kast. Wie tweedehands kleding koopt, vermijdt daarmee niet automatisch het kopen van nieuwe kleding. Volgens een onderzoek in opdracht van Vinted komt een aankoop via het platform in 39 procent van de gevallen in de plaats van een nieuwe aankoop. Bijna twee derde van Vinted-koopjes slankt de verkoopcijfers dus niet af, maar vult die aan, met steeds éxtra transport tussen de wisselende eigenaren.


    'Het is nu veel makkelijker voor een consument om nieuwe kleding te kopen dan om kleding goed te bewaren, te repareren of schoon te maken.’


    En dan de recycling waar Harwell enthousiast over is: die is uiteraard nodig om het einde van de kringloop weer aan het begin te knopen. Maar als de hoeveelheid te recyclen kleding ondertussen blijft toenemen, kost al dat recyclen wel erg veel energie. Want wat betreft het kléiner krijgen van de kringloop draagt recyclen weinig bij. Het zou zelfs kunnen dat er meer verkocht wordt als consumenten denken dat gerecyclede of recyclebare kleding toch duurzaam is.


    ‘Recycling helpt niet om het verantwoordelijkheidsgevoel van consumenten te verhogen,’ zegt Schweichler vanachter een werktafel in het United Repair Centre. Met zijn kledingreparaties wil hij juist dat verantwoordelijkheidsgevoel van consumenten verhogen. ‘De marketing van merken is erop gericht om sneller, makkelijker en goedkoper te kopen. Niet om te stimuleren dat consumenten hun kleding langer laten meegaan. Het is nu veel makkelijker voor een consument om nieuwe kleding te kopen dan om kleding goed te bewaren, te repareren of schoon te maken.’


    Het United Repair Centre heeft een IT-systeem waarmee repareren een stuk makkelijker gaat dan via de ouderwetse kleermaker. Klanten sturen een kledingstuk op met een uitgeprint verzendlabel en krijgen dat na ruim een week weer thuisgestuurd. Soms betaalt het merk via garantie, soms betaalt een klant zelf. Schweichler werkt direct met merken om een ‘reparatiestrategie’ op te zetten. Zo helpt hij hen aan een betere voetafdruk. ‘Elk kledingstuk dat gerepareerd wordt voor hergebruik, goed voor negen maanden extra gebruik, bespaart ongeveer 30 procent van z'n eigen voetafdruk.’


    De merken krijgen ook inzicht in de data over benodigde reparaties. Dat kan hen helpen om bétere kleding te maken. ‘Welke type kleding wordt veel gerepareerd? Zijn er bepaalde collecties die vaker stuk gaan?’ Schweichler ziet veel animo bij bedrijven om met reparatie aan de slag te gaan, ook al is het niet makkelijk. ‘Sommige merken denken dat klanten dan dus mínder gaan kopen. Maar dat is het korte-termijnperspectief.’ Een reparatieprogramma bindt volgens Schweichler klanten. ‘Klanten gaan terug naar een merk dat ze kunnen vertrouwen.’ Het merk Patagonia – dat United Repair Centre hielp oprichten – biedt levenslange garantie op producten. Andere merken waar het reparatieteam in Amsterdam mee werkt, zijn Scotch & Soda en Decathlon. Het zijn wel vooral de duurdere merken, want goedkope kleding in Nederland repareren ‘lukt simpelweg niet,’ zegt Schweichler. ‘Een T-shirt voor vijf euro ga je niet voor tien euro laten repareren.’


    Schimmels

    Er worden bij het United Repair Centre nu tachtig tot honderd items per dag gerepareerd, dat zijn zo’n 25.000 items per jaar. Dat moeten er snel meer worden. Over anderhalf jaar start waarschijnlijk een reparatie-opleiding voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. ‘We willen honderd mensen aan het werk helpen,’ zegt Schweichler. Dat is nog altijd zijn hoofdmotivatie en daar biedt de circulaire economie goede mogelijkheden voor. Zuiniger omgaan met materialen gaat vaak gepaard met meer werkgelegenheid in logistiek, sortering en reparatie. Schweichler ziet veel nieuwe diensten waar reparatie een belangrijk onderdeel van is. ‘Een abonnement op kleding, tweedehands winkels, buy back-programma’s waarin je kleding kunt terugsturen aan winkels.’ Hij verwacht dat de kledingindustrie gaat veranderen door de nog dit jaar verwachte ‘uitgebreide producentenverantwoordelijkheid textiel’. Vanuit de overheid worden daarmee – in navolging van onder meer producenten van plastic verpakkingen en elektronica – ook producenten van textiel verantwoordelijk gehouden voor al het afval dat zij produceren.


    De berg afgedankte kleding eindigt nu vaak op vuilnisbelten in Afrikaanse landen, waarvan allerlei foto’s en documentaires het internet overgaan. Schweichler: ‘Het geeft consumenten misschien een goed gevoel om kleding in een textielbak te gooien, maar er komen wekelijks tien miljoen T-shirts aan in Ghana. Waar ga je die laten? We moeten de hele structuur van consumptie en gebruik van kleding veranderen, omdat er geen bestemming meer is voor alles wat we produceren.’


    Mirjam Niessen van Stichting DOEN heeft de bergen textiel met eigen ogen zien liggen. Ze komt net terug uit Oost-Afrika, waar ze een van de organisaties bezocht die Stichting DOEN financieel steunt. Met geld van de Postcode Loterij financiert Stichting DOEN startups en organisaties door middel van leningen of investeringen. ‘Het geld dat terugkomt, gaat gelijk weer de stichting in,’ zegt Niessen er snel bij.  Textiel is één van de sectoren die Stichting DOEN probeert te verduurzamen, ook met het oog op circulariteit. Zo hielp de stichting laatst een startup die het digitaal passen van kleding makkelijker maakt. Niessen: ‘Vaak bestellen mensen kleding online in verschillende maten. Wat niet past, sturen ze weer terug.’ Al die teruggestuurde pakketjes zorgen voor extra transport en extra werk. In sommige gevallen levert het verwijderen van haren en stofjes, het dichtmaken van knopen en ritsen en het opnieuw opvouwen en verpakken een webshop minder op dan het kledingstuk gewoon maar te vernietigen. Cijfers hierover zijn onbekend, maar het vernietigen van onverkochte kleding is al jaren gangbaar in de textielindustrie, beschrijft de wetenschappelijke publicatie Fashion’s Destruction of Unsold Goods: Responsible Solutions for an Environmentally Conscious Future. ‘Als je dus maar één maat hoeft te bestellen, scheelt dat veel,’ zegt Niessen. Stichting DOEN financiert ook winkels die hun kleding in abonnementsvorm aanbieden. Een inmiddels klassiek voorbeeld is MUD Jeans, die spijkerbroeken verhuurd, gemaakt van biologisch en gerecycled katoen. Voordeel van zo’n leasemodel is dat de verkoper zélf eigenaar blijft van het product en er dus baat bij heeft om dit zo te ontwerpen dat het niet snel kapot gaat en anders goed te repareren en uiteindelijk goed te recyclen is. Andere bedrijven in de lijst van Stichting DOEN maken nieuwe kleding van oude kleding of van hele andere materialen, zoals mycelium, het snelgroeiende netwerk van schimmels.


    Hergebruik textiel


    Afval exporteren

    Lang niet alle startups die Niessen langs zag komen, hebben het gered. ‘Ik wens duurzame ondernemers echt een beter businessmodel toe,’ zucht ze. ‘Het is moeilijk opboksen tegen de fast fashion-industrie die elke drie weken nieuwe producten op de markt kwakt, voor een derde van de prijs en mindere kwaliteit. Er moet een overheid komen die zegt: dit kan niet.’


    De verminderde kwaliteit zit volgens Niessen bijvoorbeeld in chemische kleuring van stoffen en de samenstelling van materialen. ‘Katoen kun je heel goed hergebruiken. Polyester minder. Een mix ervan is nauwelijks nog te recyclen.’


    Dat wordt in veel gevallen ook niet eens geprobeerd, zoals bij de tot balen geperste afgedankte kleding die naar Afrika wordt verscheept. Niessen: ‘Daar is een volledige industrie gericht op ons afval. Mensen – vaak hele arme mensen – kopen zo’n baal van duizenden kledingstukken en halen er misschien nog vijftig bruikbare items uit. De rest wordt gestort en ligt daar de rivieren te vervuilen. Dat is echt een groot probleem.’


    De kleding komt deels uit onze textielbakken. Niessen: ‘Het is een businessmodel, die bakken op straat. Een groot deel van de omzet van het Leger des Heils komt van het verkopen van die kleding aan Afrika. Ze doen er prachtige dingen mee natuurlijk, maar het is wel een raar verdienmodel.’ Niessen vraagt zich inmiddels af of je textiel niet beter in de vuilnisbak kunt gooien. ‘Hier hebben we nog een redelijke infrastructuur voor afval. Het belandt hier niet in de Amstel. Je zou van afgedankt textiel ook meubelvulling of isolatiemateriaal kunnen maken. Die infrastructuur bestaat hier wel, maar we maken er geen gebruik van omdat het meer oplevert om te verkopen aan Afrika. Zo exporteren we echt ons afval.’


    Onacceptabele onvolkomenheid

    Volgens Peter Koppert, innovatie- en duurzaamheidsmanager van textielbranchevereniging Modint, is het ook weer niet zo slecht gesteld met de textielbakken. ‘De grote organisaties achter die bakken, zoals Sympany en Leger des Heils ReShare, hebben een heel goed afzetsysteem richting Afrikaanse landen. Zij garanderen dat het op tweedehands markten komt.’ Hij wijst naar de overheidscijfers die hierover bekend zijn. Van al het afgedankte textiel dat in Nederland gescheiden wordt ingezameld – dat is minder dan de helft – gaat ongeveer de helft naar het ‘internationale handelssysteem’. Dat komt neer op 20 procent van al het afgedankte textiel in Nederland. De andere helft van het ingezamelde textiel wordt grotendeels gerecycled tot poetsdoeken of isolatiemateriaal (15 procent van het totaal) of wordt verbrand (zo’n 10 procent van de gescheiden inzameling). Waar het volgens Koppert soms wel misgaat, is bij de sortering van het textiel, die vanwege de arbeidskosten vaak gebeurt in Oost-Europa. ‘Er moet scherp gesorteerd worden op daadwerkelijk verkoopbare tweedehands kleding,’ zegt Koppert. ‘Een deel van het internationale handelssysteem denkt geld te verdienen door niet verkoopbare kleding bij verkoopbare kleding te stoppen. Dan zijn ze het kwijt en hoeven ze het niet als afval af te voeren.’


    Koppert werkt mee aan de Stichting UPV Textiel, waar bedrijven zich kunnen aansluiten voor het collectief uitvoeren van de aankomende uitgebreide producentenverantwoordelijkheid (UPV). Die UPV gaat voornamelijk over de percentages van hergebruik en recycling. Die moeten omhoog. In 2025 moet niet 35 maar 50 procent van al het textiel hergebruikt of gerecycled worden. ‘Dat is een ontzettende uitdaging,’ zegt Koppert. De grootste winst zit volgens hem in het beter gescheiden ophalen van textiel. Nu wordt nog bijna de helft in de afvalbak gegooid en belandt dus in de verbrandingsoven, de onderste R in de ladder: Recover. Koppert: ‘De consument moet meer bewust worden gemaakt. Daarom willen we ook meer via winkels inzamelen.’


    ‘We kunnen wel met de vinger gaan wijzen, maar de consument koopt het. Niet iedereen kan zich tijdloze en duurzame kleding veroorloven.’


    Een andere grote uitdaging in de UPV is de bestemming van gebruikt textiel. Waar het leeuwendeel nu nog richting Afrika gaat, moet straks de helft in Nederland blijven. Koppert ziet het niet zo snel gebeuren. ‘Het een groot vraagteken of er in Nederland zo’n grote marktvraag is naar tweedehands kleding.’


    De bergen westerse textiel op Afrikaanse vuilnisbelten noemt hij een ‘onacceptabele onvolkomenheid’. Maar hij vindt het tegelijkertijd raar dat dat nu op het bordje komt van de producenten. ‘Geen bedrijf heeft gevraagd om die export naar Afrika. En nou moeten wij wel verantwoordelijkheid gaan nemen om dat op te lossen.’ Op de opmerking dat de producenten er wél voor zorgen dat er steeds meer en steeds slechter textiel op de markt komt, reageert hij geprikkeld. ‘We kunnen wel met de vinger gaan wijzen, maar de consument koopt het. Niet iedereen kan zich tijdloze en duurzame kleding veroorloven.’ Er is volgens Kopper marktvraag naar scherp geprijsde kleding, maar er is ook meer bewustzijn nodig over de afvalberg. ‘Daarom hebben we uitgesproken dat we daarvoor verantwoordelijkheid nemen.’


    Hergebruik textiel


    Gemiste kansen

    De uitgebreide producentenverantwoordelijkheid is geen keiharde maatregel. Producenten worden vooral verplicht tot een bijdrage voor het opruimen van textielafval. Dat kán nog een stuk ambitieuzer, denkt Tweede Kamerlid Kiki Hagen van D66. Ze heeft zich de afgelopen jaren veel beziggehouden met duurzaam textiel en is het regelmatig oneens met staatsecretaris Vivianne Heijnen (CDA). Hagen: ‘In die UPV staat niet: “Beste makers uit de kledingindustrie. Dit is het ecodesign waar je je aan moet houden om te zorgen dat we je product heel lang kunnen gebruiken en weer makkelijk uit elkaar kunnen halen.”’


    Het is een van de punten waarop Hagen wil dat de overheid zich steviger opstelt. Andere gemiste kansen ziet ze in de manier waarop het geld voor het UPV-fonds wordt ingezameld en waar het heen gaat. Producenten en importeurs betalen straks aan het fonds per kilo textiel die ze op de markt brengen. Hagen: ‘Je kunt daarin natuurlijk differentiëren, bijvoorbeeld dat producenten van duurzame kleding minder betalen per kilo. Een deel van de opbrengst van het fonds kan naar duurzame innovaties.’


    Hagen spreekt veel innovatieve textielstartups over wat hen in de weg staat. ‘Klacht nummer één is dat we grondstoffen niet belasten en arbeid wel,’ zegt Hagen.


    Ook de manier waarop de CO2-uitstoot van een product wordt berekend, maakt het nu aantrekkelijker om een primaire grondstof te gebruiken dan om ergens een reststof op te halen. De opslag van gebruikt textiel is bovendien moeilijk, want wegens brandgevaar moeilijk te verzekeren.


    Hagen wil ook veel veranderen in de transparantie van bedrijven over de herkomst van hun stoffen, zodat consumenten beter kunnen kiezen. Ze noemt Zeeman als voorbeeld van een bedrijf dat daar open over is. Zelf koopt Hagen sinds begin dit jaar overigens geen nieuwe kleding meer. Ze zit in een Clothing Loop waarbij een tas afgedankte kleding rondgaat van buurvrouw naar buurvrouw.  ‘Fantastisch.'


    Hergebruik textiel


    Ontspullen

    Als zulke initiatieven inderdaad leiden tot minder nieuwe aankopen, maken ze de totale textielkringloop kleiner en dus makkelijker te sluiten. Maar dat is lang niet altijd het geval, zegt wetenschapper Samira Iran. Ze onderzoekt duurzame modeconsumptie aan de technische universiteit in Berlijn en schreef onder meer mee aan het onlangs verschenen rapport Unfit, Unfair, Unfashionable: Resizing Fashion for a Fair Consumption Space. Daarin worden meerdere duurzame kleedgewoonten onderzocht, zoals het verantwoord weggooien van oude kleding, kleding minder wassen en tweedehands kleren kopen. De meeste impact komt – niet verassend – van mínder nieuwe kleren kopen. Maar hoe krijg je consumenten zo ver?


    ‘Minder kleren betekent bijvoorbeeld dat je ’s ochtends minder lang hoeft na te denken over wat je aantrekt, en je bent minder tijd kwijt aan shoppen.’


    ‘Er zijn verschillende factoren die dat gedrag beïnvloeden,’ zegt Iran. ‘Een belangrijke reden waarom mensen minder willen bezitten en dus gaan “ontspullen” is frustratie.’ Dat is niet per se frustratie over de kledingindustrie. Iran: ‘Het gaat meer om egoïstische waarden. Mensen raken gefrustreerd als ze door hun kleding of andere spullen te weinig ruimte of geen overzicht meer hebben.’


    Veel spullen bezitten staat bovendien in de weg van wat mensen in enquêtes steeds weer aangeven als hun grootste verlangens: meer vrije tijd en vrijheid. Iran: ‘Minder kleren betekent bijvoorbeeld dat je ’s ochtends minder lang hoeft na te denken over wat je aantrekt, en je bent minder tijd kwijt aan shoppen.’


    In de jaren zeventig was er een ‘vrijwillige eenvoud’-trend te zien onder de westerse bevolking. Sinds opruimcoach Marie Kondo bekend werd – rond 2014 – is daar volgens Iran opnieuw interesse in. Bij welke groepen is moeilijk te zeggen. ‘In een citizen science-project over ontspullen bleek bijna de helft van onze populatie vijftig jaar of ouder: ouders of grootouders die in hun leven veel spullen hadden opgehoopt.’


    Educatie en bewustzijn over ontspullen helpt, volgens Iran. Maar tegelijkertijd veranderen mensen niet makkelijk hun gedrag en moeten opties voor ontspullen wel makkelijk beschikbaar zijn. Iran: ‘Denk aan langer houdbare kleding en meer collaboratieve opties, zoals huren of delen.’ Ze vindt het zonde dat verduurzamingsplannen voor de mode-industrie vaak gaan over de productiekant en weinig over consumptie. ‘Overheidsingrijpen is daar natuurlijk ook belangrijk, maar zolang consumenten niet meedoen, wordt het lastig om doelen te halen.’


    Het bericht Er is geen bestemming meer voor alle kleding die we produceren verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Thu, 05 Oct 2023 02:00:48 +0000
  • Partijdemocratie? Tijdens verkiezingen liever niet

    ‘Een partij zonder debat is als saté zonder saus. Het kan wel, maar het is niet zo lekker,’ zei wijlen VVD-voorzitter Henry Keizer in 2014 bij zijn aantreden. Met Mark Rutte als politiek leider zaten de liberalen al een paar jaar stevig in het centrum van de macht en, dronken van het succes, lieten ze het debat binnen de partij verstommen.


    Keizer beloofde een toekomstbestendige partij met meer zetels en leden. Hij voegde lokale afdelingen samen en brak de gewesten af. Daarmee verdwenen de machtige partijbaronnen die als voorzitters van de Kamercentrales af en toe met opgeheven vinger de partijtop de les lazen.


    Het debat binnen de partij verdween en de stille onvrede groeide. Duizenden leden liepen weg, concludeerde een interne evaluatiecommissie in 2019. Ze ervoeren geen ‘nestgeur’ meer bij de partij en de nog actieve leden voelden zich vaak nauwelijks gehoord. De evaluatie werd niet naar de leden gestuurd, er werd nooit over gedebatteerd.


    ‘Het lukte me niet om fatsoenlijk een debat te voeren zonder dat het loyaliteitsvraagstuk meteen op tafel lag,’ zei burgemeester Don Bijl van Purmerend destijds. Hij was vijftig jaar lang vol overtuiging lid van de VVD, maar zegde zijn lidmaatschap op met de woorden: ‘Ik hoop dat de vrijheid van denken weer terugkeert.’


    Het was weliswaar niet meer een levendige debatpartij, leden gingen weg, maar de VVD bleef wel aan de macht. Heel even leek het debat terug te keren in de partij toen de leden zich begin dit jaar steeds luider uitspraken tegen het stikstofbeleid en het in hun ogen veel te softe migratiebeleid van Rutte IV. Dit gemopper, gecombineerd met kiezersonderzoek van het permanente campagneteam, speelde een grote rol bij de val van het kabinet over gezinshereniging. Dat ging feitelijk over slechts twee- tot drieduizend asielzoekers minder per jaar. Maar het beeld van een streng asielbeleid doet het nou eenmaal goed bij de potentiële VVD-kiezer en bij de leden.


    De leden zijn nu weer rustig en hebben zich massaal geschaard achter lijsttrekker Dilan Yeşilgöz. Zij was de favoriet van het bestuur en de enige kandidaat. Als eerste daad als politiek leider opende ze de deur naar eventueel regeren met de PVV en hoewel dit onder Rutte jarenlang principieel ondenkbaar was, veroorzaakte die draai nauwelijks een rimpeling binnen de partij.


    shakespearaanse drama’s

    Debat binnen een partij is gewoon niet zo handig tijdens verkiezingen, denken de strategen binnen politieke partijen. Ongelijk hebben ze niet. Vele lijsttrekkersverkiezingen liepen uit op shakespeareaanse drama’s en grote verliezen. Zoals in 2016, toen Diederik Samsom, de zittende fractieleider van de PvdA, werd uitgedaagd door vicepremier Lodewijk Asscher. Het publiek werd getrakteerd op een pijnlijke en ordinaire wedstrijd moddergooien en keerde zich tegen de partij. Asscher won de strijd. Later werd duidelijk dat Samsom de – voor hem onverwachte – kandidaatstelling van Asscher had ervaren als verraad.


    Hoewel de partijstrategen kregen wat ze wilden, namelijk publiciteit, bleek alle negatieve aandacht vooral kiezers weg te jagen. De PvdA haalde slechts negen zetels bij de verkiezingen in 2017, een verlies van 29 zetels. Nooit eerder verloor een partij zo veel zetels in de Tweede Kamer. Het vorige record stamde uit 2002 en was ook van de PvdA: toen ging de partij van 45 naar 23 zetels na het succes van Pim Fortuyn, die vlak voor de verkiezingen werd vermoord.


    Bij alle partijen is inmiddels wel duidelijk dat de top niet zit te wachten op gedoe. Achter de schermen worden favoriete lijsttrekkers naar voren geschoven en mogelijke tegenkandidaten ontmoedigd.


    De interne lijsttrekkersverkiezingen bij vooral de gevestigde partijen waren een reactie op die revolte uit 2002. ‘Het fortuynisme heeft de VVD tot democratisering van de partij aangezet,’ zei VVD-senator en prominent Uri Rosenthal in 2006 tegen NRC. ‘Voor politieke partijen geldt hetzelfde als voor democratie in het algemeen: het is niet voor bange mensen.’


    Niet lang daarna stortte zijn partij in een ravijn na een langslepende strijd tussen Rutte en Verdonk. ‘Dat nooit meer,’ was het antwoord van de partijtop op vrijwel alle brandjes.


    Bij het CDA zullen ze ook niet meer snel zo uitbundig lijsttrekkersverkiezingen aankondigen na het pijnlijke debacle uit 2020. Het bestuur hoopte op een strijd tussen de – door henzelf benoemde – kroonprinsen Hugo de Jonge en Wopke Hoekstra. Alleen deed Hoekstra niet mee en meldde Pieter Omtzigt zich als kandidaat. Hij was toen al zeer populair bij het grote publiek, maar een stuk minder bij de partijtop. De Jonge won nipt, maar besloot zich terug te trekken als politiek leider. Officieel was hij als minister van Volksgezondheid te druk met corona, maar achter de schermen zagen invloedrijke partijgenoten en donateurs (anoniem klagend in De Telegraaf) hem niet zitten. Vervolgens maakte het bestuur de kardinale fout de eigen lieveling Hoekstra, die helemaal niet meedeed met de interne lijstrekkersverkiezingen, maar voren te schuiven en Omtzigt te passeren. Het heeft een diepe wond geslagen die het CDA nog lang niet te boven is.


    toondoof

    Tijdens de voorbereiding van de komende verkiezingen waren er niet voor niets bij geen van de partijen lijsttrekkersverkiezingen. Althans, geen echte. GroenLinksPvdA vermeldde in een persbericht trots dat 92 procent van de leden Frans Timmermans had gekozen als nieuwe politieke leider. Alleen was er helemaal geen echte keuze. Leden konden alleen ‘ja’ of ‘nee’ invullen op de vraag of ze Timmermans als lijsttrekker van de fusiepartij wilden.


    Bij de SP is het ‘gewoon’ Lilian Marijnissen geworden. Maar ook een partij als D66, die interne democratie ooit hoog in het vaandel had staan, had maar één kandidaat: Rob Jetten.


    Het werd nergens hardop gezegd, maar bij alle partijen is inmiddels wel duidelijk dat de top niet zit te wachten op gedoe. Achter de schermen werden de favoriete lijsttrekkers alvast naar voren geschoven en mogelijke tegenkandidaten ontmoedigd.


    De vraag is of dat erg is. Partijdemocratie is immer meer dan alleen lijsttrekkersverkiezingen. D66-oprichter Hans van Mierlo sprak ooit over zijn partij als ‘een stille revolutie die kanalen graaft van burgers en hun frustraties naar de centra van de macht’.


    Maar ook dat valt tegen. Lokale afdelingen van de oude, gevestigde partijen klagen al jaren over de toondoofheid van hun partijtop die steeds meer leunt op campagnestrategen en doorlopend kiezersonderzoek. Zelfs bij D66 is van een bruisende ideeënpartij al lang geen sprake meer, deskundigheid is daar een ideologie op zichzelf geworden, klinkt het vanuit de afdelingen. De top leunt vooral op adviezen van planbureaus en ministeries.


    Leden kunnen via bijvoorbeeld amendementen op congressen verkiezingsprogramma’s aanpassen. Maar ook dat middel is sleets. Over honderden, soms ver in de duizend, voorstellen moet worden gestemd, te veel voor een gewoon lid om allemaal grondig te bestuderen. Vandaar dat veel landelijke partijbesturen voorstellen ‘overnemen’ of ‘ontraden’. Maar daar zit een addertje onder het gras: die adviezen zijn wel heel erg leidend. Van de 800 amendementen die tijdens het verkiezingscongres van D66 in 2020 werden ingediend, ontraadde het bestuur er 450. En die 450 amendementen werden stuk voor stuk weggestemd, een vrijwel Noord-Koreaanse uitslag. ‘Voor leden van een partij met een grote letter “D” in de naam is het toch wat onwennig,’ schreef een jonge Democraat later. Leden konden ‘voor’ of ‘tegen’ stemmen, maar er was ook nog een knop: het bijna betuttelende ‘stemadvies (van het bestuur, red.) volgen’.


    Alleen op zondagmiddag debatteren

    Het is al met al nog niet zo eenvoudig voor gewone leden van een partij om kanalen te graven naar het centrum van de macht. En al helemaal niet als ze te luidruchtig worden. De SP brak drie jaar geleden met haar jongerenafdeling Rood omdat deze volgens het landelijke partijbestuur te communistisch en radicaal werd. Tientallen leden die sympathiseerden met of lid bleven van de jongeren werden geroyeerd. Een kritische jongerenclub is leuk, maar het moet niet te gek worden.


    ‘Partijen verkeren in diepe crisis,’ schreef NRC. ‘De interne partijdemocratie is op een laag pitje gedraaid. Of in ieder geval is de cultuur er niet op gericht nu eens fijn intern de geesten te scherpen met een stevig gesprek. Debatteren mag, maar alleen op zondagmiddag in Balie-achtige vrijblijvendheid. Aanstormend partijtalent met ambitie dient vooral de kunst van het zwijgen te verstaan.’


    Het zou zo uit de krant van deze week kunnen komen, maar de tekst stamt uit het jaar 2000. Nog ver voor de komst van Fortuyn en de plechtige beloften van interne partijdemocratie door de gevestigde partijen.


    Partijdemocratie is niet voor bange mensen, maar met veel interne democratie win je helaas niet per se verkiezingen.


    Het getob en gedroom over levendige debatpartijen is deels ook gebaseerd op een geromantiseerd beeld. Al meer dan vijftig jaar wordt gesproken over de neergang van de politieke partij – en al bijna net zo lang over het gebrek aan interne democratie.


    De afgelopen jaren zijn er partijen bijgekomen. Partijen die sneller kunnen schakelen zoals de PVV, die geen leden heeft. Partijen die weinig democratisch zijn, zoals Forum voor Democratie, met veel leden die idolaat zijn van de partijleider. Partijen die heel snel groot zijn geworden, zoals de BoerBurgerBeweging, en premiers-kandidaten in de pers kunnen presenteren zonder gedoe met de achterban. Partijen die nog in oprichting zijn, zoals Nieuw Sociaal Contract, en daardoor pas vlak voor de verkiezingen überhaupt een programma presenteren. Zij zijn veel wendbaarder dan de oude, gevestigde partijen. Zij kunnen sneller reageren op de peilingen waar we onderhand in verdrinken. Gedoe met lijsttrekkers of over koersverschillen kost te veel tijd, denken de strategen. En inderdaad, partijdemocratie is niet voor bange mensen, maar met veel interne democratie win je helaas niet per se verkiezingen. Of zoals wijlen Keizer zou zeggen: ‘Een partij zonder debat is als saté zonder saus. Het kan wel.’


    Het bericht Partijdemocratie? Tijdens verkiezingen liever niet verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Wed, 04 Oct 2023 03:00:18 +0000
  • Literaire Kroniek: Rob Wijnberg schetst een onwezenlijk rooskleurig mensbeeld

    Rob Wijnberg eindigt het eerste hoofdstuk van zijn boek Voor ieder iets waars met een alinea van hoog idealistische gehalte. Het is veelzeggend dat we met zo’n Bergrede-achtig pleidooi niet meer zo vertrouwd zijn. Het is de toon die zegt dat er hoop aan de horizon wenkt, dat er licht zal gaan schijnen waar het donker is. We zijn afgeleerd met veel verwachting naar de toekomst te kijken nu er dagelijks zoveel negatiefs te verwerken is.


    Rob Wijnberg laat zich niet weerhouden zijn positivistische boodschap te verkondigen en beschrijft een reeks transformaties die het leven er beter op moet maken: hij is op weg naar ‘een nieuw soort waarheid dat iets aan het pessimisme, het wantrouwen en de verdeeldheid kan veranderen. Naar een positiever, realistischer mensbeeld dat ons dichter bij elkaar kan brengen. Naar een groeiend besef van onderlinge afhankelijkheid en verbondenheid dat kan inspireren tot een betere omgang met de wereld en elkaar. Naar nieuwe vergezichten die ons kunnen laten verlangen naar de toekomst in plaats van het verleden.’


    Dit bijna griezelig positivistische lijstje veronderstelt een groot vertrouwen in de mens. Wijnberg is dan ook ‘getrouwd’ met Rutger Bregman, de schrijver van De meeste mensen deugen en evenals Wijnberg verbonden aan De Correspondent. Zij leven ‘in gemeenschap van ideeën’ en houden er samen ‘een inspirerend mensbeeld’ op na. Wijnbergs positivisme betekent dat hij duidelijke lijnen trekt. Hij generaliseert onbekommerd dat de mens door de hele geschiedenis is gezien als een zondaar. Hij is als misdadig beschouwd, als corrupt, gewelddadig, egoïstisch, asociaal, gewetenloos en behept met de erfzonde. Daar heeft het christendom voor gezorgd. De populaire cultuur heeft er garen bij gesponnen door zijn slechtheid uit te buiten in films, thrillers en true crime-stories. Het christendom en de populaire cultuur hebben belang bij een slechte mens.


    In werkelijkheid is de mens volgens Wijnberg helemaal niet slecht. Zonder dat men het wilde weten was de mens al die tijd zorgzaam, sociaal, behulpzaam, vol mededogen en coöperatief ingesteld. Wijnberg sluit zich aan bij Bregman wanneer die beweert dat Darwins survival of the fittest in werkelijkheid een survival of the friendliest is geweest. Het is de zorg die men voor elkaar had die heeft gemaakt dat er samenlevingen konden ontstaan. De hele maatschappij bestaat uit samenwerkende mensen. Er is geen enkel onderdeel van de maatschappij dat nog op zichzelf kan bestaan.


    een samengesteld wezen

    Wijnberg geeft het voorbeeld van de productie van een potlood. Hij stelt de vraag hoeveel mensen nodig zijn om een potlood te kunnen maken. Tien, twintig? In werkelijkheid: ‘tientallen miljoenen’. Voor het grafiet zijn kolenmijnen nodig. Daar moet staal voor zijn. Daarvoor zijn energiecentrales nodig. Het hout moet ergens vandaan komen, er moeten snijmachines voor zijn, enzovoort. Wijnberg noemt de menselijke samenwerking een alledaags wereldwonder. Daar is men zich niet van bewust. Op het moment dat je denkt dat hij gelijk heeft zie je hoe in Afrika een hele bevolking moet vluchten voor de vijandigheid van een buurland. Samenwerking?


    Niet alleen de mens met zijn sociale inborst krijgt van Wijnberg een herwaardering, ook de veel verguisde vooruitgang.


    Door de goede inborst van de mens te benadrukken ontstaat een onwezenlijk rooskleurig beeld van hem. Door de minder lofwaardige gedragingen uit het zicht te houden wordt het ongeloofwaardig en onnozel. De mens tot engel maken, zoals Wijnberg doet door van zijn ‘diepgewortelde zorgzaamheid’ te spreken, doet geen recht aan zijn zwakheden, die heel vaak noodzakelijk zijn om zijn sterke kanten te laten ontstaan. Een engel is een veel te etherisch wezen, geen mens. De mens is een combinatorisch wezen waarin goede, zwakke, slechte, sterke, slappe, hoge, lage en diepe vermogens, eigenschappen en tegenstrijdigheden tegelijk aanwezig zijn. Mensen onttrekken zich aan eenduidigheid, het zijn samengestelde wezens.


    De mens met de sociale inborst is cruciaal voor de ‘nieuwe soort waarheid’ waar Wijnberg het over heeft in het eerste hoofdstuk. In verschillende tijdperken ziet hij verschillende waarheden. In de pre-moderne tijd kwam de waarheid van boven, werd door God en de godsdienst bepaald. In de moderne tijd, vanaf 1600, was de waarheid afkomstig van de wetenschap. In onze postmoderne tijd is de waarheid geprivatiseerd, elk individu kan er zijn eigen waarheid op na houden. Volgens Wijnberg is het tijd voor een nieuwe waarheid die aansluit bij de grote transities die eraan komen, zoals de komst van zon en windenergie. En daarmee het einde van de verbrandingseconomie, de economie die ons afhankelijk maakte van olie en gas. Wijnberg noemt dat met maoïstische ironie ‘de grote sprong voorwaarts’. De enorme vlucht van de (sociale) media vraagt ook om een andere invulling van de vrijheid: de alomtegenwoordige technologie maakt ons diep van elkaar afhankelijk.


    wishful thinking

    Niet alleen de mens met zijn sociale inborst krijgt van Wijnberg een herwaardering, ook de veel verguisde vooruitgang. Volgens Wijnberg leven we in een paradoxale tijd omdat we het aan de ene kant nog nooit zo goed hebben gehad, terwijl we tegelijkertijd kampen met de grootste problemen uit de menselijke geschiedenis. We kunnen uit die problemen komen door de energierevolutie van zon en wind, en door de goede menselijke eigenschappen niet langer te negeren en te erkennen dat een ‘diepgewortelde goedheid’ onze samenleving vormgeeft. We moeten het verhaal vertellen van ons altruïsme, van de coöperatieve instelling, het mededogen, de empathie en het vertrouwen. Vooruitgang is bij menige hedendaagse denker niet populair omdat elke stap voorwaarts twee stappen achterwaarts is gebleken.


    Wijnberg maakt van de vooruitgang een positief ‘verhaal’ door de nadruk te leggen op wat mensen bindt, het verhaal over de vier w’s: wat ‘wezenlijk, werkelijk, wenselijk en waarachtig’ is. Wijnbergs nieuwe waarheid, zo moet je hieruit concluderen, bestaat dus uit een vijfde w, die van wishful thinking. Hij begeeft zich hiermee op het idealistische pad, bijna in de geest van ‘de zachte krachten zullen zeker winnen in ‘t eind’ van Henriëtte Roland Holst. Hoe goed hij zich ook aan de wetten van de zwaartekracht houdt in zijn betoog, voor zijn boodschap ontstijgt Wijnberg lichtelijk de werkelijkheid.


    niet glad, niet rond

    Het valt op dat Wijnberg speciaal heil ziet in niet erkende, of niet voldoende erkende collectiviteiten. Europa, waar door menigeen nog sceptisch over wordt gedaan, is voor Wijnberg een heilzaam project. Het is geen abstracte moloch waar ver weg in Straatsburg lukraak wetten worden gemaakt, maar ‘een verhaal van collectieve vooruitgang, onzichtbaar geworden door zijn vanzelfsprekendheid’. Wijnberg heeft speciaal oog voor de zegeningen van wat onzichtbaar is gebleven, zoals die ‘diepgewortelde zorgzaamheid’ van de mens die door zijn alledaagse gedaante niet meer werd gezien. Zo is het ook met de bureaucratie, een fenomeen dat vanwege zijn onpersoonlijkheid vooral huiver veroorzaakt, maar niet bij Wijnberg. ‘Net als met vrede en veiligheid’, wordt het pas opgemerkt als ze er niet meer is.


    Dat geldt ook voor de regenworm, altijd onzichtbaar, maar allesbepalend in het ecosysteem. Zonder de regenworm zouden bijna alle planten en bomen, en de soorten die ervan afhankelijk zijn, inclusief de mens, binnen de kortste keren uitgestorven zijn. De regenworm is onderdeel van onze ‘diepe natuurlijke verbondenheid.’ Afstand nemend van het individu maakt Wijnberg in die geest van de samenleving een weefsel van afhankelijkheid. Alles hangt samen, niets staat los.


    Hoe genuanceerd ook, het ‘verhaal’ van de positiviteit, van de goede inborst van de mens, is een seculiere preek waarin alles wat niet glad en rond is wordt genegeerd.


    Er is in Voor ieder wat waars voortdurend sprake van ‘waarheid’. Die neemt allerlei vormen aan. ‘Waarheid’ is volgens Wijnberg ‘een weefsel’, dat wil zeggen dat het voor hem een waarheid is dat de menselijke samenleving bestaat uit een en al afhankelijkheid. Niets staat op zichzelf. Waarheid noemt Wijnberg ook ‘een gemoedstoestand’, dat wil zeggen dat het voor hem een waarheid is dat mensen ‘diepgeworteld zorgzaam’ zijn. Waarheid is ook ‘een maatschappelijk vergezicht, een stip aan de horizon die de weg wijst’. Dat wil zeggen: voor Wijnberg is het een waarheid dat mensen iets moeten hebben om naar uit te kijken, een stip aan de horizon. De nieuwe soort waarheid van Wijnberg houdt in dat er louter in positieve zin naar de wereld gekeken moet worden. Er is te veel positiefs over het hoofd gezien. Dat positieve is voor hem ‘een realistischer mensbeeld dat ons ook dichter bij elkaar kan brengen’.


    Voor ieder wat waars is een buitengewoon zinnig essay. Het is allemaal mooi bedacht, helder opgeschreven en voorzien van de beloftevolle uitzichten waar Wijnberg zelf een voorstander van is. Maar hoe genuanceerd ook, het ‘verhaal’ van de positiviteit, van de goede inborst van de mens, is een seculiere preek waarin alles wat niet glad en rond is wordt genegeerd. Wijnberg denkt in collectiviteiten en ziet het onafhankelijke individu niet meer staan. Hij gelooft in de samenleving als weefsel, en niet meer in het onafhankelijke individu, terwijl die heel goed samen kunnen gaan, hoe paradoxaal dat ook mag zijn. Ook het individu heeft een sociaal instinct. Steeds moeten kijken hoe men zich verhoudt tot het collectief gaat ten koste van de individuele ontplooiing. Juist die volle individuele ontplooiing is van waarde voor de samenleving.



    Voor ieder wat waars. Hoe waarheid ons verdeelt en ons weer kan samenbrengen door Rob Wijnberg is uitgegeven door De Correspondent.



    Het bericht Literaire Kroniek: Rob Wijnberg schetst een onwezenlijk rooskleurig mensbeeld verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Tue, 03 Oct 2023 14:04:55 +0000
  • Lithium is slechts een volgend hoofdstuk in het verhaal van planetaire plundering, zegt deze onderzoekster

    Je zou Texas niet snel karakteriseren als een mentaal evenwichtige staat, in de ook al niet zo mentaal evenwichtige Verenigde Staten. Maar in de jaren zeventig ontdekte een Amerikaanse wetenschapper een uitzondering. Midden in de woestijn in het zuidwesten van Texas, aan de doorgaans bloedige Amerikaans-Mexicaanse grens, ligt El Paso. De stad leek een oase van kalme geesten, met twee- tot viermaal lagere zelfmoordcijfers en psychiatrische opnames. Hoe dat kon? Er zit van nature iets in het drinkwater: lithium. Na deze ontdekking kreeg het element de bijnaam ‘Texas Tranquilizer’. Verschillende studies sindsdien bevestigen een relatie tussen de natuurlijke hoeveelheid lithium in het drinkwater en onder andere minder zelfmoorden, moorden en verkrachtingen dan gemiddeld in de VS.


    Rond 2013, tijdens de Eurocrisis, nam dit verhaal een ietwat dystopische wending. In Griekenland onderzocht men of het verstandig zou zijn om lithium kunstmatig aan het drinkwater toe te voegen. De bevolking had het door omstandigheden mentaal niet makkelijk. Grieken zuchtten onder de door de EU afgedwongen draconische bezuinigen die een ineenstorting van publieke diensten als gezondheidszorg, pensioenen en onderwijs hadden veroorzaakt. Het aantal zelfmoorden nam tussen 2010 en 2012 met 35 procent toe. Kunnen we niet iets in het drinkwater doen om voor wat mentale stabiliteit te zorgen, vroegen ze zich in Griekenland af. Dit Brave New World-achtige scenario is nooit ten uitvoer gebracht.


    Toch zegt het iets over de kracht van het element lithium, denkt de Russisch-Oekraïens-Nederlandse PhD-onderzoekster Anastasia Kubrak. Ze begon haar onderzoek naar lithium een aantal jaren geleden op de onderzoeksafdeling van het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Daar werkte ze als hoofdonderzoeker samen met Marina Otero Verzier aan een tentoonstelling over lithium in 2020 en het boek Lithium: States of Exhaustion, gepubliceerd in 2021, met bijdragen van onderzoekers van over de hele wereld. Haar huidige promotieonderzoek aan het Critical Media Lab in Bazel bouwt hierop voort. ‘Ik onderzoek lithium als remedie tegen uitputting. Aan de ene kant planetaire uitputting, en aan de andere kant lichamelijke uitputting. Maar ik onderzoek ook de bredere verhoudingen, want lithium speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van de kapitalistische economie in de afgelopen honderd jaar.’


    Lithium wordt gezien als antwoord op de huidige planetaire uitputting omdat het een cruciaal element is in de productie van batterijen voor elektrische auto’s, en daarmee voor de energietransitie. Zelfs zo belangrijk dat Ursula von der Leyen, voorzitter van de Europese Commissie, vorig jaar stelde dat lithium belangrijker zal worden dan olie en gas. Hoewel lithium een belangrijke rol speelt in het bestrijden van de klimaatcrisis, heeft onze honger naar het element ook grote gevolgen voor ecosystemen en gemeenschappen. Waar het boek Lithium zich onder andere concentreerde op mijnbouw in de Atacama-woestijn in Chili, focust Kubrak zich nu op de lithiummijnbouw in Europa, die naar verwachting een enorme vlucht zal nemen het komende decennium.



    Lithium wordt geprezen als de redder van het klimaat. U bent een stuk kritischer.


    ‘De verschillende ecologische crises zullen niet worden bestreden door meer lithium uit de grond te halen. De ecologische crises waarin we ons bevinden, worden veroorzaakt door een systeem dat draait op de exploitatie van hulpbronnen in ecosystemen, op uitputting van menselijke lichamen, en op zelfexploitatie. Dit systeem draait op het idee van eeuwigdurende economische groei en de behoefte aan steeds meer energie. Ondanks de enorme toename van wind- en zonne-energie en de explosieve groei van het aantal lithiumbatterijen is het aandeel van fossiele brandstoffen in het totale energieverbruik de afgelopen tien jaar stabiel gebleven op 82 procent. Alleen maar steeds meer lithium uit de grond halen en fossiele brandstoffen vervangen door andere energiebronnen is niet de oplossing.’


    We hebben te veel CO2 in de lucht omdat we te veel fossiele brandstoffen verbranden. Als we hernieuwbare energie willen gebruiken, moeten we die ergens opslaan. De lithiumbatterij is een efficiënte manier om dat te doen.


    ‘Lithium is slechts een volgend hoofdstuk in het verhaal van planetaire plundering. En het kan zijn dat lithium binnenkort niet meer het trendy wonderelement is.’


    ‘Lithiumwinning belooft gunstig te zijn voor het klimaat, maar vernietigt intussen hele ecosystemen. En dat heeft gevolgen voor het levensonderhoud van veel gemeenschappen. Vooral inheemse gemeenschappen in Chili en Bolivia, maar ook binnen Europa. Er worden bedrijven enorme investeringen, stimulansen en zeer lucratieve belastingregelingen aangeboden om binnen EU-grenzen te beginnen met mijnbouw. En sommige bedrijven die lithium mijnen, hebben veel van hun kapitaal vergaard met de winning van steenkool of koper. Bovendien is lithium binnenkort misschien niet meer het trendy wonderelement. Een geoloog vertelde me tussen de regels door dat waar mijnbouwbedrijven lithium zoeken, ze in feite al op zoek zijn naar rubidium, een element dat erg belangrijk zal zijn voor kwantumcomputers.


    Wat ik probeer te zeggen is dat dezelfde plaatsen waar ze naar lithium zoeken, in het verleden zijn gemijnd voor tin, voor wolfraam, voor zilver, voor allerhande elementen. Lithium is slechts een volgend hoofdstuk in het verhaal van planetaire plundering. En het kan zijn dat binnenkort de batterij wordt doorontwikkeld en lithium niet langer het essentiële element is. Er komen misschien zoutbatterijen, of er is een doorbraak in waterstof, of een andere technologische oplossing. Op de lange termijn zullen de investeringscycli, de exploitatie van de aarde en daarmee de verwoesting van ecosystemen en gemeenschappen doorgaan.’


    Kurhaus

    We spreken elkaar in een gerenoveerd negentiende-eeuws Kurhaus in Zwitserland, in Fundaziun Nairs, waar we momenteel allebei artists-in-residence zijn. Tegenover het gebouw, aan de overkant van de rivier de Inn, zijn mineraalwaterbronnen met hoge concentraties lithium. In de negentiende en twintigste eeuw kwamen mensen uit heel Europa hiernaartoe om lithiumwater te drinken. De nieuwe lithiummijnen die in Europa worden geopend concentreren zich bijna allemaal rond oude lithiumwaterbronnen als deze. Maar het is veelzeggend dat er hoofdzakelijk in landen als Portugal, Servië en Tsjechië, aan de periferie van Europa, naar het openen van mijnen wordt gekeken. Voor zover Kubrak weet wordt er geen onderzoek gedaan naar de exploratie van lithiummijnen in het rijke Zwitserland, ondanks de grote aanwezigheid van bekende mineraalwaterbronnen met lithiumwater. ‘De ontginning van lithium houdt dezelfde uitbuitingskaders, -systemen en -logica’s in stand die bijvoorbeeld ook in de petrochemische industrie bestaan.’



    Vervangt de EU zo het ene probleem door het andere?


    ‘Heel simpel gezegd: ja. Door het naar Europa halen van de lithiummijnbouw beloven ze daar milieuvriendelijker kaders voor te creëren dan bijvoorbeeld bij de grootschalige lithiummijnbouwprojecten in de Chileense Atacama-woestijn. Maar in werkelijkheid zijn de processen in Europa niet zo schoon.’


    Zijn ze niet schoner dan die in Chili?


    ‘Ze zijn heel verschillend. In Chili wordt lithium gedolven in de droogste woestijn ter wereld en daarvoor zijn onvoorstelbare hoeveelheden water nodig. Dit vernietigt het belangrijke ecosysteem en het fundamentele microbiologische leven van de woestijn; microben die letterlijk de basis vormen van het leven op aarde. Een van de beelden die we met ons boek wilden uitdagen, is het idee dat de woestijn een lege, dode ruimte is.


    Lithiumprojecten in Europa beloven het gebruik van de schoonste technologieën: geautomatiseerde mijnbouwmachines en -processen; andere regelgevende kaders. Maar als je beter kijkt, zie je dat er veel milieuaspecten worden genegeerd. Dit gebeurde bijvoorbeeld in Portugal en Tsjechië. Bij de beoordeling van de impact op het milieu wordt geen rekening gehouden met alle toxische processen van het uit de harde rotsen halen en verwerken van lithium, of hoe het de waterlopen zal beïnvloeden of gemeenschappen zal verdringen, of de effecten van stof dat radon bevat en zich verspreidt over de aangrenzende gebieden.


    In Tsjechië kijk ik naar zo’n milieueffectbeoordeling. Dat is het belangrijkste document op basis waarvan de overheid kan beslissen of het mijnbouwbedrijf met mijnbouw mag beginnen. Het wordt ook door de lokale gemeenschappen gebruikt om commentaar te leveren op of bezwaar te maken tegen de mijnbouwvoorstellen. Ik werk hieraan samen met lokale activisten en Gallery Hranicár in Ustí nad Labem, dicht bij de grens met Duitsland. In de beoordeling in Tsjechië wordt gesteld dat de biodiversiteit van de bossen en de verschillende ecosystemen op die locatie van lage waarde zijn. Dit roept interessante vragen op: wat wordt als waarde beschouwd? Hoe wordt het berekend? Wie schrijft deze rapporten? Het mijnbouwbedrijf is de opdrachtgever en ze nemen mensen en bureaus aan die met hen geaffilieerd zijn.


    ‘Het drinken van mineraalwater om gezondheidsredenen is een sterk onderdeel van de post-Sovjet-cultuur. Ik heb zelf nogal wat zomers doorgebracht met het dagelijks drinken van en baden in uiteenlopende mineraalwaterbronnen.’


    En aan het einde van de beoordeling staat: het zal natuurlijk bepaalde problemen veroorzaken, maar de mijnbouw zal in ieder geval een positief effect hebben op het klimaat, want lithium is erg belangrijk voor elektromobiliteit. Maar deze grote beweringen worden in het rapport niet ondersteund door statistieken, berekeningen of enig ander bewijs. Bovendien impliceert het dat we alle destructieve aspecten kunnen negeren, omdat lithium het hoe dan ook zal compenseren met het vermeende klimaateffect. En ik denk dat dit idee van uitbalanceren behoorlijk problematisch kan zijn.’


    Waarom?


    ‘Het gaat erom hoe lithium zal worden gebruikt. Zelfs in een scenario waarin er een ideale lithiummijn is – volledig ondergronds, volledig geautomatiseerd, maar tegelijkertijd duizenden banen creërend –, zelfs in dat geval zal de lithiumbatterij SUV’s aandrijven, Tesla’s, elektrische auto’s die nog steeds individuele vormen van mobiliteit vormen en deel uitmaken van het geïndividualiseerde kapitalistische systeem. Wil je nadenken over andere toepassingen van lithiumbatterijen, dan is collectief openbaar vervoer een antwoord. Je hebt veel minder lithium nodig als mensen het openbaar vervoer gebruiken en autodelen, in plaats van individuele auto’s die 80 tot 90 procent van de tijd stilstaan.’


    U bevindt zich op persoonlijk vlak in het hart van een geopolitieke crisis. Rusland had Oekraïne nooit kunnen binnenvallen zonder het geld van fossiele brandstoffen.


    ‘Er is een duidelijke relatie tussen de Russische invasie in Oekraïne en de Europese energiepolitiek. De grootschalige oorlog, die begon in februari 2022, wordt door de EU gebruikt als nieuw voorwendsel om de exploratie van mineralen te versnellen en nieuwe mijnen te openen. Tegelijkertijd zijn de bezette gebieden in Oost-Oekraïne rijk aan grondstoffen zoals steenkool, mangaan, zeldzame aardmetalen, en ook lithium. Ze zijn ook daardoor van bijzonder belang voor Rusland. En er is de verbinding tussen het lichaam, de mijnbouw en het water. De praktijk van het drinken van mineraalwater om gezondheidsredenen is een sterk onderdeel van de post-Sovjet-cultuur. Ik heb zelf nogal wat zomers doorgebracht met het dagelijks drinken van en baden in uiteenlopende mineraalwaterbronnen om mijn rugaandoeningen te behandelen. Vaak door de zorgverzekeraar vergoede behandelingen.


    Mijn vader groeide op in een stad in het oosten van Oekraïne, bekend om zijn zware metaalindustrieën. Mijn grootvader en vader vertelden verhalen over hoe ze aan de kleur van de sneeuw konden zien uit welke richting de wind waaide. De sneeuw kreeg de kleur van de specifieke metaalfabriek die in die windrichting stond: geel, oranje, groen. Als kind had mijn vader veel maagproblemen die vaak geassocieerd worden met leven in een zwaar vervuilde omgeving. Hij bracht zijn jeugd door met het bezoeken van verschillende kuuroorden om mineraalwater te drinken om de aandoeningen te behandelen die grotendeels waren veroorzaakt doordat diezelfde mineralen uit de grond werden gehaald en verwerkt in de omgeving. Dat fascineert me. We trekken mineralen uit de aarde om het systeem en de economie draaiende te houden, maar tegelijkertijd worden we daar ziek van. En om ons lichaam weer te herstellen hebben we weer diverse mineralen nodig.’



    Lithiumtherapie

    Kubrak is geïnteresseerd in deze dubbelrol van lithium. Lang voor de uitvinding van de lithiumbatterij werd lithium al medisch en farmaceutisch toegepast. Het element werd ontdekt in 1817. In de loop van de negentiende eeuw schreven dokters voor het genezen van lichamelijke klachten en uiteenlopende psychische stoornissen voor om in lithiumwater te baden en lithiumwater te drinken in speciale mineraalwaterbronnen.


    ‘Ik kijk naar de negentiende eeuw omdat het een sleutelmoment voor de popularisering van lithiumtherapie was. Vooral in de VS waren er veel lithiumresorts die zichzelf lithiumbronnen of lithiumkuuroorden noemden. Ze wilden heel graag het effect van lithium op met name de geestelijke gezondheid aantonen. Populaire aandoeningen uit de negentiende eeuw, zoals hysterie en neurasthenia, bestaan niet meer, maar zijn relevant om naar te kijken. Neurasthenia, bijvoorbeeld, werd beschreven als een combinatie van angst, uitputting en vermoeidheid. In de medische brochures uit die tijd is te lezen dat overbelaste hersenen of zenuwen een grote zorg waren. Dit werd toegeschreven aan de nieuwe druk die het volop ontwikkelende kapitalisme op arbeiders uitoefende. In de tweede industrialisatiegolf was er een overgang van fysieke arbeid naar steeds meer mentale arbeid. Managers werden belangrijke figuren. Deze nieuwe druk vereiste nieuwe behandelingen, omdat ze tot nieuwe aandoeningen en symptomen leidde.


    Lithium werd het nieuwe element dat deze gevolgen van de snelle economische groei en industrialisatie moest behandelen. Lithiumwater drinken als antwoord op de negentiende-eeuwse variant van burn-out. Zo speelt lithium een rol in elke energiecrisis. De lithiumbatterij werd uitgevonden naar aanleiding van de oliecrisis van 1971. Nu neemt het belang weer toe vanwege de energiecrisis door de Russische invasie in Oekraïne, waardoor de Europese Unie maximaal inzet op energieonafhankelijkheid met een cruciale rol voor lithiumbatterijen en eigen lithiummijnbouw. Honderd jaar geleden speelde lithium een belangrijke rol in de energiecrisis die ontstond door de druk van de markten op lichaam en geest.’


    In het boek trek je het fundamentele idee van een energiebron in de mens in twijfel.


    ‘In de negentiende eeuw werd het idee van energie heel populair in de culturele verbeelding. Politicoloog Cara New Dagett stelt in haar boek The Birth of Energy dat dit het moment was dat de wetten van de thermodynamica werden beschreven, die te maken hadden met energie en het beheer ervan. Het idee dat energie kan worden behouden; het idee van entropie, dat je niet kunt voorkomen dat energie je altijd zal verlaten. In de populaire verbeelding werd het lichaam een machine, het lichaam een energiereservoir. Dit leidde tot het idee van arbeidskracht die moet worden beheerd, geoptimaliseerd en vergroot.’


    ‘7Up werd lithiated lemon soda genoemd en bevatte behoorlijk veel lithium, genoeg om echt effect te hebben. Ze adverteerden met stemmingsverbeteringen.’


    Wat had lithium daarmee te maken?


    ‘Neem de frisdrank 7Up. Die kwam slechts twee weken voor de crash van 1929 op de markt. Het werd lithiated lemon soda genoemd en bevatte behoorlijk veel lithium, genoeg om echt effect te hebben. Ze adverteerden met stemmingsverbeteringen, omdat lithium over het algemeen werkt als stemmingsstabilisator. In de jaren twintig en dertig werd het gepromoot als stemmingsverbeteraar voor bijvoorbeeld huisvrouwen en arbeiders. De posters van 7Up zijn veelzeggend: “Fresh up while you work.” Ze leggen een directe verbinding met werk en productiviteit.


    Ook nu nog worden we steeds meer gedwongen om meer en harder te werken en productiever te zijn en onszelf te optimaliseren voor economische groei. Het idee dat je niet stil moet zitten, of dat rust ook deel moet uitmaken van de hele strategie om productief te zijn, dat idee is eind negentiende eeuw ontstaan.’


    De mens reduceren tot zijn arbeidskracht.


    ‘Precies. En de overgang, of omzetting van de metafoor, van de motor naar het lichaam. Het lichaam zien als iets dat goed moet worden beheerd, niet voor het uiteindelijke doel van balans of gezondheid, maar voor werk en productie. Ik heb ook echt moeite om in mijn eigen leven te denken buiten dit kader van energie of batterij, met mijn lichaam als iets dat ik constant moet herstellen en herladen. Hoewel ik het niet wil, rust of slaap ik vanuit de gedachte: ik moet slapen omdat ik morgen productief moet zijn. Het is belangrijk om dat in twijfel te trekken. Of om mezelf er de hele tijd aan te herinneren dat ik niet constant productief hoef te zijn.’


    Dit idee van de burn-out samenleving wordt ook aangejaagd door digitalisering, waarin lithium ook een rol speelt, schrijf je.


    ‘Voordat lithium werd gebruikt in elektrische auto’s, kwam het op de markt in batterijen van kleine elektronica. De eerste mobiele telefoons, walkmans en later laptops werden meestal gevoed door lithiumbatterijen. Zo konden we ons werk overal mee naartoe nemen, wat in de afgelopen dertig jaar heeft bijgedragen aan flexibele arbeid. Je werk doordringt zo verschillende gebieden van het leven.


    Als je naar Duracellbatterij-advertenties of lithium-aangedreven apparaten kijkt: het ging allemaal om de kracht om door te gaan. Dat is een slogan van Duracell uit de jaren negentig uit die reclames met het kleine konijntje: Duracell – the power to do more.’


    Ook een vergif

    Lithium wordt nog steeds gebruikt als medicijn voor bipolaire stoornis en zware depressie. Het is een heel krachtig medicijn, maar het is ook erg wreed. Het heeft een sterk effect op patiënten en onderdrukt hen ook vaak. Het stabiliseert de manische en depressieve periodes. Maar het draagt ​​ook bij aan een bepaalde gevoelloosheid. Tegelijkertijd kan het erg giftig zijn. Als je te veel lithium inneemt, als je de dosis overschrijdt of als er iets misgaat, kan het dodelijk zijn. Mensen die lithium gebruiken, moeten dus voortdurend hun bloedspiegel controleren.


    ‘Ik vind het erg ingewikkeld om te stellen dat alle lithiumwinning nu moet stoppen. Maar we moeten productie en groei radicaal anders gaan begrijpen.’


    ‘Een andere manier om dit te beschrijven is het idee van farmacon, een Griekse term die door de geschiedenis heen wordt gebruikt om iets te beschrijven dat een remedie kan zijn, maar ook een vergif. Deze dubbele rol heeft elke anorganische stof. Als je er te veel van neemt, kan het erg giftig zijn. Als je er te weinig van hebt, mis je het. Het gaat allemaal om de balans en de concentratie. Tegelijkertijd vertelt het je dat iets dat heel goed voor je kan zijn, je ook kan doden.’


    Kritiek op lithiummijnbouw leidt onmiddellijk tot de voorbarige conclusie dat je dan tegen de energietransitie en tegen moderne technologieën bent. Maar u bent niet tegen elektrische bussen, u bent tegen elektrische Hummers.


    ‘Absoluut. Ik ben niet tegen de energietransitie, ik ben tegen een energietransitie die ten goede komt aan diezelfde multinationals die steeds verder worden vrijgesteld van belasting betalen, omdat zij bijvoorbeeld lithium gaan delven. Ik vind het erg ingewikkeld om te stellen dat alle lithiumwinning nu moet stoppen. Maar we moeten productie en groei radicaal anders gaan begrijpen.’


    Het bericht Lithium is slechts een volgend hoofdstuk in het verhaal van planetaire plundering, zegt deze onderzoekster verscheen eerst op Vrij Nederland.



    Tue, 03 Oct 2023 03:00:24 +0000

  • Google Nieuws over Vrij Nederland:

  • "Vrij Nederland" - Google News
    Google News

  • Local Time

    Films op TV

    Categorieen 2 (26)
    Alternatief (426)
    Dagbladen (578)
    Economie (359)
    Energie_en_Klimaat (207)
    Entertainment (115)
    Europa (159)
    Evenementen (181)
    Horoscoop (12)
    ICT (164)
    Internet (439)
    LF2018 (127)
    Maatschappij (20)
    Muziek (10)
    Overheid (110)
    Politiek (70)
    Sport (140)
    Tech (40)
    Trends (40)
    TV (222)
    Valletta2018 (113)
    Weersberichten (23)
    Wetenschap (508)
    World (457)
    Zakelijk (84)
    Zorg (535)

    Regio (22)
    Africa (29)
    Belgie (68)
    Benelux (10)
    China (10)
    Drenthe (19)
    England (29)
    Europa/Belgie (205)
    Europa/Duitsland (63)
    Europa/Engeland (96)
    Europa (70)
    Europa/Spanje (29)
    Friesland (499)
    Groningen (44)
    Malta (113)
    Midden_Oosten (25)
    Nederland (2546)
    World (1098)
    World/England (29)
    World/Japan (37)
    World/Rusland (29)
    World/USA (91)
    Google Ads

    Meest bekeken woensdag
    5150 meest bekeken:
    Elevate B2B Marketing News Weekly Roundup: Experiences Drive Brand Success, New Dall-E 3, & X’s Paid Future (26680)
    Content Marketing World 2023: Make Sure You Catch These 10 Sessions #CMWorld (26383)
    Why Innovation Reigns Supreme in 2023 B2B Marketing (26383)
    Elevate B2B Marketing News Weekly Roundup: Google’s New Enterprise AI & The Rising Importance of B2B Upskilling (26376)
    Top 50 B2B Content Marketing Influencers and Experts To Follow #CMWorld 2023 (26376)
    Top 25 B2B Marketing Influencers and Experts To Follow #MPB2B 2023 (26364)
    12 Can’t Miss Sessions at MarketingProfs B2B Forum #MPB2B (26364)
    Elevate B2B Marketing News Weekly Roundup: Social Engagement Metrics Gain Ground & LinkedIn’s Expanding AI Functionality (26354)
    Grow Your Base: B2B Market Entry Strategies (26354)
    Elevate B2B Marketing Podcast: Customer Engagement in B2B Marketing with Kris Rudeegraap (26354)
    Feeling B2B Video Interviews: 5 Top B2B Marketing Insights From #MPB2B Speakers (26311)
    Elevate B2B Marketing News Weekly Roundup: Influencer Spending To Rise In 2024 & LinkedIn’s New Accessibility Features (26311)
    TopRank Marketing Prepares for Next Level of Growth with New CEO, Donna Robinson (26304)
    Feeling B2B Infographic: What Do 12 Top #MPB2B Speakers Love About B2B Marketing? (26304)
    B2B Marketers on the Move: Celebrating B2B Industry Rising Leadership (26304)
    Elevate B2B Marketing News Weekly Roundup: Bigger B2B Budgets, Marketing AI Usage Study & Instagram’s Longer Reels (26304)
    B2B Marketing Expert Interview Series: Feeling B2B with Wil Reynolds #MPB2B (26304)
    Elevate B2B Marketing News Weekly Roundup: Influencer Marketing’s Growing Importance & Adobe’s New AI (26304)
    B2B Marketing Expert Interview Series: Feeling B2B with Ahava Leibtag #MPB2B (26304)
    B2B Marketing Expert Interview Series: Feeling B2B with Ann Handley #MPB2B (26304)
    Google Ads

    [ WH-Home ] [ News Home ] [ maandag ] [ dinsdag ] [ woensdag ] [ donderdag ] [ vrijdag ] [ zaterdag ] [ zondag ] Zoeken

    Watersportholland News Headlines 2024
    You surf, we serve.
    We much appreciate comments and bug reports.
    vrijdag 19 april 2024 19:45:02